H4 Herhaling + uitleg Toetsweekstof Deel 2

H4


Algemene herhaling

Toetsweek stof periode 1
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H4


Algemene herhaling

Toetsweek stof periode 1

Slide 1 - Tekstslide

Samenvatting
3. mannelijk: der
  • mensen, dieren
  • dagen
  • seizoenen
  • maanden

een = ein
meervoud = die
2. vrouwelijk: die
  • mensen, dieren
  • meeste op -e
  • alle op -heit, -keit, -schaft, -ung


een = eine
meervoud = die
1. onzijdig: das
  • alles op -chen (=verkleinwoordje)
  • meeste het-woorden


een = ein
meervoud = die

Slide 2 - Tekstslide

Bestellung
1/6
A
der
B
die
C
das

Slide 3 - Quizvraag

Spinne
2/6
A
der
B
die
C
das

Slide 4 - Quizvraag

Verantwortlichkeit
3/6
A
der
B
die
C
das

Slide 5 - Quizvraag

Gemeinschaft
4/6
A
der
B
das
C
die

Slide 6 - Quizvraag

Herbst
5/6
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

Tier
6/6
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quizvraag

1-4e naamval - herhaling
Hij = 1e naamval
Hem = 4e naamval!

Onderwerp: 1e naamval -> wie/wat + alle werkwoorden?
Lijdendvoorwerp: 4e naamval -> wie/wat + ond. + alle werkw.?
M
V
O
MV
1e
der / ein
die / eine
das / ein
die / keine
4e
den / einen
die / eine
das / ein
die / keine

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wir sehen draußen (de) _____ kleinen Bruder auf ein Fatbike.
1/7
A
der
B
die
C
den
D
dem

Slide 11 - Quizvraag

Hast du (mijn)________ Geld gesehen?
2/7
A
mein
B
meine
C
meiner
D
meinen

Slide 12 - Quizvraag

Mein Bruder hat (de)______ neuen PS5(m) verkauft. Er spielt nur noch mit Star Wars Lego
3/7
A
der
B
die
C
dem
D
den

Slide 13 - Quizvraag

Morgen besuchen (mijn)________ Kinder (de_________) Oma(v).
4/7
A
meine / die
B
mein/ der
C
meiner/ die
D
meine, den

Slide 14 - Quizvraag

Wir haben(de)_____ Serie(v) "How to Sell Drugs Fast" seit vorige Woche nicht mehr gesehen.
5/7
A
der
B
das
C
die
D
den

Slide 15 - Quizvraag

(De)_______Prüfungswoche ist
(de) schönste Woche im Schuljahr.
6/7
uitleg/antwoord
A
Der / die
B
Den / die
C
der / die
D
die / die

Slide 16 - Quizvraag

Justin sagt gegen sein______Mitschulerin: "hör auf mit der Schule"
7/7
A
sein
B
seine
C
seiner
D
seinem

Slide 17 - Quizvraag

Voorzetsels
Voorzetsels met de 4e naamval:
durch - door
für - voor
gegen - tegen
ohne - zonder
um - om
bis - tot 
entlang - langs
Ich habe das (voor mijn) Mutter gemacht.

für +4 v = meine Mutter

Slide 18 - Tekstslide

Voorzetsels
Voorzetsels met de 3e naamval:
aus - uit
bei - bij
mit -  met
nach -  na
seit -  sinds
von -  van
zu - naar
Ich habe mit dem (met de) Vater gesurft.

mit +3 v = dem Vater

Slide 19 - Tekstslide

4e naamval
3e naamval
nach
aus
gegen
von
um
seit
für
mit
ohne
zu
durch
bei

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Tekstslide

(de)____ Bruder hat (voor het)______
Schule (de)____Geld ausgegeben.
1/5

Slide 22 - Open vraag

Ja, (die)______ Schule ist hier (om de) Ecke.
2/5

Slide 23 - Open vraag

Hat (de)______ Lehrerin (de)_______ Aufgabe gut erklärt?
3/5

Slide 24 - Open vraag

(Het)_____ Buch (voor de)______ Tochter ist sehr spannend.
4/5

Slide 25 - Open vraag

Ohne (mijn)_____ Freundin finde ich (het)_____ Spiel (tegen de)______ Freund nicht toll.
5/5

Slide 26 - Open vraag

ENDE

Slide 27 - Tekstslide