3Havo - oefenen met woordenschat van chapitre 1

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

In deze LessonUp, ga je oefenen met delen uit chapitre 1

Tip: noteer welke woorden je nog niet zo goed kent ter voorbereiding op de Repetitie.

Bonne chance!

Wat betekent?
"Je n'ai pas d'animal domestique"

1. Ik heb geen zus thuis.
2. Ik heb geen huisdier.
3. Ik begrijp het niet.
4. Ik heb geen wilde dier thuis.

Vul de zin met het juiste Franse woord in:
Je me suis levée à six heures du matin! C'est...... !

Koppel iedere afbeelding met het juiste Franse woord.

Le poisson rouge

bouger

La belle-mère

La gare

Le chat

Le cochon d'Inde

Koppel de Franse woorden met hun Nederlandse vertaling.

être d'accord avec

l'interdiction

heureusement

discuter

de temps en temps

avoir envie de

avoir du mal à

mignon

le pire

af en toe

gelukkig (maar)

zin hebben in

kletsen

schattig

het eens zijn met

moeite hebben om

het verbod

het ergste

Répondez: Ce sont tes amis? Non, ce ne sont pas (mijn) ...... amis.

Welke is de correcte vertaling van :
"mijn schoon-moeder is soms vervelend"?

1. mon beau-père est souvent ennuyeux.
2. mon beau-père est souvent marrant.
3. ma belle-mère est parfois ennuyeuse.
4. ma belle-mère est souvent ennuyeuse.

Vervoeg het ww tussen haakjes: "Toi et ta famille,
vous (partir, présent) .......... à quelle heure? "

Vul de onderstaande zinnen in met het juiste woord. Let op: er blijven 2 woorden over. 

Je me couche tard le soir alors je suis très  .... 

J'ai mal dormi à cause d'  ....

Copier les devoirs, .....

Mon frère ne parle pas beaucoup parce qu'il est très ...

Mes parents sont très stricts, j'ai ............................ de sortir après 21 heures.

timide

ça ne sert à rien!

un cauchemar

fatigué

détendu

le déménagement

interdiction

Wat past in deze zin?
"Mon frère pense qu'il a toujours raison, alors on........ beaucoup."

1. nous disputons
2. me dispute
3. se disputent
4. se dispute

"Mon frère est marrant et ma soeur est tranquille."
Wat is de correcte vertaling?

1. Mijn broer is grappig en mijn zus is rustig.
2. Jouw broer is grappig en mijn zus is vervelend.
3. Mijn broer is sportief en mijn zus is aardig.
4. Jouw broer is blij en jouw zus is grappig.

Hoe zeg je in het Frans?
"Ik kijk tv met mijn vrienden na school"

1. Je fais du sport avec mes copains après l'école.
2. Je regarde la télé avec mes copains après l'école.
3. Je me la pète avec mes copains dans la rue.
4. J'écoute de la musique avec mes amis après l'école.

Vul de zin in met het juiste woord :

"Je comprends la grammaire .............. ma copine Elisa."

1. il y a
2. quand même
3. chez
4. grâce à

Vul de zin in met het juiste woord :

"Ah non, j'ai encore ............. mes affaires de maths chez moi! Le prof va être en colère!"

1. oublié
2. décidé
3. trouvé
4. raconté

Wat betekent:
"Il se lève à sept heures et quart".

1. Hij staat op om kwart over zeven.
2. Hij wast zich om half acht.
3. Hij vertrekt om kwart voor zeven.
4. Hij gaat naar bed om kwart voor acht.

Tu as bien travaillé! 

Zet een kruisje in jouw werkboek bij de woorden/ zinnen die je hier bent tegengekomen en die je nog niet beheerst.

Dan weet je nog na de vakantie welke je extra moet leren!