Familie Engels les 1

Familiewoorden in het Engels
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Familiewoorden in het Engels

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je Engelse woorden over familie benoemen en begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

Vertel de leerlingen wat ze aan het eind van de les zullen kunnen doen.
Wat weet je al over familiewoorden in het Engels?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Familiewoorden
Vader, moeder, broer, zus, opa, oma, oom, tante

Slide 4 - Tekstslide

Toon een afbeelding van een familie en laat de leerlingen de Engelse woorden benoemen
Vader
Father

Slide 5 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van een vader en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.
Moeder
Mother

Slide 6 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van een moeder en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.
Broer
Brother

Slide 7 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van een broer en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.
Zus
Sister

Slide 8 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van een zus en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.
Opa
Grandfather

Slide 9 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van een opa en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.
Oma
Grandmother

Slide 10 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van een oma en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.
Oom
Uncle

Slide 11 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van een oom en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.
Tante
Aunt

Slide 12 - Tekstslide

Laat een afbeelding zien van een tante en vraag de leerlingen om het Engelse woord te noemen.
Wat is het Nederlandse woord voor aunt?
A
Tante
B
Broer
C
Zus
D
Oma

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het Nederlandse woord voor sister?
A
Zus
B
Tante
C
Vader
D
Oom

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het Nederlandse woord voor grandfather?
A
Vader
B
Moeder
C
Opa
D
Broer

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.