Grammar uncountable/countable a/an

Welcome back!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welcome back!

Slide 1 - Tekstslide

Today:


  • Countable nouns & uncountable nouns
  • A versus an
  • Evaluate the grammar

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Countable & uncountable nouns
The next slides will inform you  about countable and uncountable nouns. In Dutch these are called: "telbare- en ontelbare zelfstandige naamwoorden".

Countable nouns
You can say a number before these nouns. There is a plural form: one banana, two bananas, one orange, three oranges. You can use a/an: a banana, an orange.

Uncountable nouns
You can’t say a number or a/an before these nouns.
There is no plural form: five pastas, three breads.

Slide 4 - Tekstslide

Check your understanding
Now let's check your understanding and practise. Visit the website on the next slide and do the exercise. You have to decide whether the nouns are countable (C) or uncountable (U).
Make a screenshot of your score when you are finished. I will ask you to share this with me.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Tekstslide

A or an?
Het lidwoord “een” is in het Engels “a’ of “an”. Je gebruikt “a” als het woord erna begint met een medeklinker (b, c, d, etc) en “an” als het woord erna begint met een klinker (a, e, i, etc).

Maar let op!! Het gaat erom hoe je het woord dat volgt op “a” of “an” uitspreekt en niet hoe je het schrijft!

Slide 8 - Tekstslide

A or an?
Het kan dus zijn dat je een woord schrijft met een medeklinker, maar uitspreekt als een klinker.
Bijvoorbeeld: “an honest man” ipv “a honest man”, want je spreekt de “h” niet uit. Je zegt: [onest]. Andersom komt het ook voor. Je zegt “a one-armed man” en niet “an one-armed man, omdat je “one” uitspreekt als [wan].

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Check your understanding
Now let's check your understanding and practise. Visit the website on the next slide and do the exercise. Use a or an.
Make a screenshot of your score when you are finished. I will ask you to share these with me.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

If you made a/some mistake(s), note down which ones you answered incorrectly.

Slide 14 - Open vraag

Do you understand why your answer(s) is/are wrong?

Slide 15 - Open vraag

Let's round up
Take 4 quiz questions to evaluate and check your knowledge.

Slide 16 - Tekstslide

Examples of countable nouns are...
A
food, money & milk
B
friend, book & year

Slide 17 - Quizvraag

Examples of uncountable nouns are...
A
water, snow & time
B
train, car & mistake

Slide 18 - Quizvraag

Use 'a' before...
A
pear, university, girl
B
melon, banana, umbrella

Slide 19 - Quizvraag

Use 'an' before...
A
hour, apple, insect
B
organization, umbrella, unicorn

Slide 20 - Quizvraag

You're done! To be continued!

Slide 21 - Tekstslide