Ziekte en gezondheid

Ziekte en gezondheid 2
Toets voorbereiding:
geneesmiddelenleer, infectieleer, 
epilepsie, parkinson, dementie
MS, dwarslaesie
Voeding
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Maatschappelijke zorgMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Ziekte en gezondheid 2
Toets voorbereiding:
geneesmiddelenleer, infectieleer, 
epilepsie, parkinson, dementie
MS, dwarslaesie
Voeding

Slide 1 - Tekstslide

MS is:
A
Een spieraandoening
B
Aandoening centraal zenuwstelsel

Slide 2 - Quizvraag

Bij MS is er een defect in
A
dopamine
B
myelineschede

Slide 3 - Quizvraag

MS 

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn symptomen van MS?

Slide 5 - Tekstslide

Epilepsie

Slide 6 - Tekstslide


Epilepsie
Epilepsie is een tijdelijke functiestoornis in de hersenen, waarbij hersencellen zich plotseling en ongecontroleerd ontladen. Pas als iemand bij herhaling dergelijke aanvallen heeft, is er sprake van epilepsie. 

Slide 7 - Tekstslide

Hoe handel je bij mensen met epilepsie
A
Tong naar binnen duwen
B
direct 112 bellen
C
Spuit geven
D
omgeving veilig maken

Slide 8 - Quizvraag

Wat kunnen uitlokkende factoren zijn bij epilepsie?

Slide 9 - Open vraag

 SOA'S 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een SOA?
A
Seksuele Ongewenste Aandoening
B
Seksueel Overdraagbare Aandoening
C
Het betekent niets
D
Het is Latijn voor ziekte

Slide 11 - Quizvraag

Soa's
  • Jaarlijks 100.000 mensen die een soa krijgen
  • meestal jongeren

Slide 12 - Tekstslide

Kan je onvruchtbaar worden van een SOA?
A
Ja
B
Nee
C
Alleen mannen
D
Alleen vrouwen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de gevaarlijkste SOA?
A
Herpes genitalis
B
Gonorroe
C
HIV
D
Hepatitis B

Slide 14 - Quizvraag

Welke Soa is niet te genezen?
A
Chlamydia
B
Gonnoroe
C
Syfilis
D
Genitale herpes

Slide 15 - Quizvraag

Over welke SOA gaat dit?
Deze soa wordt veroorzaakt door een schimmel
A
Chlamydia
B
Candida
C
Schaamluis
D
Herpes Genitalis

Slide 16 - Quizvraag

Jan krijgt van de diëtiste een dieet om af te vallen . Welk dieet?
A
Eiwitverrijkt
B
Glutenvrij
C
energiebeperkt
D
energieverrrijkt

Slide 17 - Quizvraag

Parkinson is een:
A
Ziekte van de bloedvaten
B
Ziekte van het hart
C
Ziekte van de hersenen
D
Ziekte van de zenuwen

Slide 18 - Quizvraag

Kenmerken van Parkinson?
A
Trillen
B
Zweten
C
Buikpijn
D
Hersenbloeding

Slide 19 - Quizvraag

Bij parkinson
A
is de myeline schede aangetast
B
is de aansturing naar de spieren verdwenen
C
is er een tekort aan neurotransmitter dopamine

Slide 20 - Quizvraag

Deze medicijnvorm noemen we
A
Dragee
B
Tablet
C
Zetpil
D
Smelttablet

Slide 21 - Quizvraag

Een cliënt weigert steeds zijn medicijnen. Mag je de medicijnen verstoppen in bijvoorbeeld de vla?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Vrij verkrijgbare medicijnen zijn:
A
Medicijnen die je met een recept bij de apotheek moet ophalen.
B
Medicijnen die je kunt kopen bij de apotheek, drogist, supermarkt.
C
Medicijnen die de huisarts heeft voorgeschreven.
D
Medicijnen waarin vitaminen en mineralen zitten.

Slide 23 - Quizvraag

Medicijnen met een causale werking worden palliatieve medicijnen genoemd.
A
Deze stelling is correct
B
Deze stelling is niet correct

Slide 24 - Quizvraag

bijwerkingen van medicijnen
A
ophoping van medicijnen in het lichaam
B
de invloed van de medicijnen op elkaars werking
C
steeds meer nodig voor dezelfde werking
D
een ongewenste reactie bij een normaal gebruik

Slide 25 - Quizvraag

Een besmetting en een infectie zijn hetzelfde
A
Ja
B
Nee

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een infectie en een ontsteking?
A
Bij een infectie hebt je een plaatselijke reactie
B
Bij een ontsteking reageert het hele lichaam
C
Er is geen verschil. Het is hetzelfde.
D
Bij een infectie reageert het hele lichaam, ontsteking is plaatselijk

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een dwarslaesie?
A
Uitval verschijnselen
B
Een hersen beschadiging
C
Halfzijdige verlamming
D
Beschadiging van het ruggenmerg

Slide 28 - Quizvraag

Dementie komt veel voor bij ouderen. Er zijn verschillende vormen van dementie. Wat is de meest voorkomende vorm van dementie?
A
Alzheimer
B
Frontotemporale dementie
C
Vasculaire dementie
D
Lewy Body

Slide 29 - Quizvraag

Alzheimer komt door?
A
eiwit ophoping
B
hemoglobine ophoping
C
uitzetten van hersencellen
D
eiwit tekort in de hersenschors

Slide 30 - Quizvraag

vasculaire dementie is?
A
stoornissen van de doorbloeding in de hartvaten
B
stoornissen van de doorbloeding in de longen
C
stoornissen van de doorbloeding in de hersenen
D
stoornissen van de doorbloeding in de ogen

Slide 31 - Quizvraag