Toetsbespreking MAVO 3 - Toetsweek 1

Vraag 1
Hieronder staan een aantal omschrijvingen van begrippen die je hebt geleerd.
Schrijf de letters a t/m f op je antwoorden blad en schrijf erachter het juiste begrip
a. Het aantal kinderen dat sterft voordat ze 1 jaar zijn, per duizend levendgeborenen.
b. Ongeschoold, slecht betaald en tijdelijk werk in de dienstensector.
c. Bescherming van de eigen producten door het heffen van belasting op buitenlandse 
     producten.
d. Vervanging van menselijke arbeid door machines of robots waardoor een proces 
     automatisch verloopt.
e. De hoeveelheid producten en diensten die iemand met zijn inkomen kan kopen.
f. Situatie waarin mensen met hun voeding meer calorieën (energie) binnenkrijgen dan nodig is.


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vraag 1
Hieronder staan een aantal omschrijvingen van begrippen die je hebt geleerd.
Schrijf de letters a t/m f op je antwoorden blad en schrijf erachter het juiste begrip
a. Het aantal kinderen dat sterft voordat ze 1 jaar zijn, per duizend levendgeborenen.
b. Ongeschoold, slecht betaald en tijdelijk werk in de dienstensector.
c. Bescherming van de eigen producten door het heffen van belasting op buitenlandse 
     producten.
d. Vervanging van menselijke arbeid door machines of robots waardoor een proces 
     automatisch verloopt.
e. De hoeveelheid producten en diensten die iemand met zijn inkomen kan kopen.
f. Situatie waarin mensen met hun voeding meer calorieën (energie) binnenkrijgen dan nodig is.


Slide 1 - Tekstslide

Vraag 2
Lees de volgende stellingen over rijkdom en armoede in Nigeria.
Welke stelling is juist?
A. De regio’s met het hoogste inkomen liggen in het midden van Nigeria.
B. In Nigeria verdienen weinig mensen veel en verdienen veel mensen weinig.
C. Het bnp van Nigeria is relatief laag als je het vergelijkt met dat van andere Afrikaanse landen.
D. Gemiddeld leeft zo’n 50% van de bevolking in Nigeria in armoede en 50% in rijkdom.



Slide 2 - Tekstslide

Vraag 3
Lees wat Janne en Finn zeggen over honger.
Janne zegt: ‘Nigerianen die te vaak fastfood eten, zijn kwalitatief ondervoed.’
Finn zegt: ‘Bij kwantitatieve honger is er wel voldoende voedsel, maar dan zitten er te weinig vitaminen en mineralen in die je lichaam nodig heeft.’
Wie heeft gelijk?
A. Janne en Finn hebben allebei gelijk.
B. Janne heeft gelijk en Finn heeft ongelijk.
C. Janne heeft ongelijk en Finn heeft gelijk.
D. Janne en Finn hebben allebei ongelijk.



Slide 3 - Tekstslide

Vraag 4
Lees de volgende beschrijvingen van de gezondheidstoestand in vier landen. In welk land is de gezondheidstoestand het slechts?
A. land A: hoge levensverwachting, hoge zuigelingensterfte, hoog percentage mensen met kwalitatieve honger, lage artsendichtheid
B. land B: lage levensverwachting, lage zuigelingensterfte, laag percentage mensen met kwalitatieve honger, hoge artsendichtheid
C. land C: hoge levensverwachting, lage zuigelingensterfte, laag percentage mensen met kwalitatieve honger, hoge artsendichtheid
D. land D: lage levensverwachting, hoge zuigelingensterfte, hoog percentage mensen met kwalitatieve honger, lage artsendichtheid



Slide 4 - Tekstslide

Vraag 5
Lees de volgende zinnen.
1) Nederland stelt een hogere invoerbelasting in op Nigeriaanse cassave.
2) Nigeria zorgt er met invoerbelasting voor dat Nigeriaans graan goedkoper is dan Amerikaans graan.
3) Door het afschaffen van de invoerbelasting op cacao komt er steeds meer goedkope cacao uit Ghana op de Nigeriaanse markt.

Schrijf de cijfers 1 t/m 3 van de zinnen onder elkaar en zet erachter of er door elke maatregel sprake is van een positief of van een negatief effect voor Nigeriaanse boeren.




Slide 5 - Tekstslide

Vraag 6
Bekijk figuur 1. Lees de volgende stellingen.
1) In 1965 waren de gevolgen van een daling van de olieprijs veel erger voor de Nigeriaanse economie geweest dan wanneer dat in 2015 was gebeurd.
2) Handelsgewassen als cacao vallen onder de legenda-eenheid voedselproducten.
3) In figuur 1 kun je aan de daling van het aandeel industrieproducten zien dat er in 2015 vijf keer minder fabrieken zijn dan in 1965.
Zet de nummers 1 t/m 3 van de stellingen onder elkaar en zet erachter of ze juist of onjuist zijn.



Slide 6 - Tekstslide

Vraag 7
Isabel en Yazdan praten over de voedselproductie in Nigeria.
Isabel zegt: ‘De Nigeriaanse regering investeert te weinig in de landbouw, waardoor andere landen goedkopere of betere landbouwproducten telen dan Nigeriaanse boeren. Hierdoor stoppen sommige Nigeriaanse boeren.’ 
Yazdan zegt: ‘Palmolie levert Nigeriaanse boeren meer op, dus zijn veel boeren overgestapt van het telen van cassave op het telen van palmolie.’


Wie geeft een voorbeeld van de verdringing van de voedselproductie in Nigeria?
A. Isabel
B. Yazdan
C. Isabel en Yazdan
D. geen van beiden


Slide 7 - Tekstslide

Vraag 8
Lees hieronder welke ontwikkelingen Detroit heeft doorgemaakt.
1) De auto-industrie krijgt het moeilijk door concurrentie uit Azië. Veel fabrieken sluiten of ze verhuizen naar de rand van de stad.
2) Er komen grote groepen Afro-Amerikanen uit het zuiden van het land om in de fabrieken in Detroit te gaan werken.
3) Detroit is uitgegroeid tot dé auto-industriestad van de Verenigde Staten.
4) Detroit groeit snel door de bouw van veel fabrieken, vooral autofabrieken.
5) Veel wijken in het centrum worden verlaten. Vooral Afro-Amerikanen blijven achter.
Zet de ontwikkelingen in de juiste volgorde. Ontwikkeling 3 staat al op de goede plaats.
Noteer alleen de cijfers.



Slide 8 - Tekstslide

Vraag 9
De suburbs in Detroit hebben verschillende kenmerken.
Wat is geen kenmerk van de suburbs van Detroit?
A. De huizen en de woonomgeving zijn goed onderhouden.
B. In de suburbs staan veel grote, vrijstaande huizen.
C. In de suburbs wonen veel mensen met weinig koopkracht.
D. Veel bewoners hebben een of meerdere auto’s.


Slide 9 - Tekstslide

Vraag 10
Lees de volgende stellingen.
1) De human development index meet behalve het bnp per inwoner ook de levensverwachting en het aantal jaar scholing.
2) In een land met een hoog bnp per inwoner leeft niemand onder de armoedegrens.
3) Met het bruto nationaal product kun je meten hoeveel mensen onder de armoedegrens leven; met de human development index niet.
Schrijf de cijfers 1 t/m 3 van de stellingen onder elkaar en zet erachter of ze juist zijn of niet.



Slide 10 - Tekstslide

Vraag 11
Bekijk figuur 2.
Waarover gaat figuur 10?
A. over de bevolkingsgroei in de Verenigde Staten
B. over de inkomensverdeling in de Verenigde Staten
C. over de stijging van het bnp per inwoner van de Verenigde Staten
D. over het percentage inwoners onder de armoedegrens in de Verenigde Staten




Slide 11 - Tekstslide

Vraag 12
Kan Nigeria ook een ‘reus’ worden in de wereld? Daar zijn argumenten voor en argumenten tegen.
a. Noteer een argument voor.
b. Noteer een argument tegen.



Slide 12 - Tekstslide

Vraag 13
Nederland heft bij Nigeria een invoerbelasting van 10% en bij Ghana van 5%.
a. Is hier sprake van vrije handel?
b. Voor welk land is de invoerbelasting van Nederland op cacao het voordeligst?
c. Leg je antwoord uit.



Slide 13 - Tekstslide

Vraag 14
Veel Amerikaanse bedrijven hebben zich net over de grens in Mexico gevestigd. Dit heeft positieve en negatieve gevolgen voor de Amerikaanse economie.
a. Noteer één positief gevolg voor de eigenaren van Amerikaanse bedrijven.
b. Noteer één negatief gevolg voor Amerikaanse werknemers.


Slide 14 - Tekstslide