In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Herhalingsstof
Toets geschiedenis Hoofdstuk 6 Wat moet je leren?
leerdoelen
begrippen
jaartallen
Personen
Slide 1 - Tekstslide
Paragraaf 6.2 Karel de Grote
Frankische koning Clovis bekeert zich in 481 tot het Christendom
Karel de Grote wordt in 768 koning en in 800 keizer
Vroege Middeleeuwen was een typische standenmaatschappij: Geestelijkheid (monniken, nonnen, de kerk), Adel en boeren/burgers
Karel de Grote regeerde zijn land middels het leenstelsel, ook wel feodalisme genoemd.
Missionarissen verspreidden het christelijke geloof. Ook waren er veel kloosters.
Slide 2 - Tekstslide
Bekijk de afbeelding hiernaast en schrijf op, van links naar rechts: 1. Tot welke stand deze mensen behoren en 2. een beeldelement waaraan je dat kunt zien
Slide 3 - Open vraag
Karel de Grote had te veel land om zelf te besturen. Daarom koos hij voor dit bestuurssysteem
timer
0:20
A
Pax Romana
B
Hofstelsel
C
Leenstelsel
D
Drieslagstelsel
Slide 4 - Quizvraag
Het leenstelsel staat ook wel bekend als dit begrip:
timer
1:00
Slide 5 - Open vraag
Paragraaf 6.3 Horigen (en ridders)
In de Vroege Middeleeuwen leefden de meeste mensen in dorpen, ook wel een domein genoemd
Deze domeinen werden bestuurd middels het hofstelsel
Hofstelsel: Systeem waarbij de grond verdeeld was in domeinen die bewoond en bewerkt werden door heren (adel) en (horige) boeren
Ze waren van elkaar afhankelijk: - De heer was afhankelijk van de boeren, omdat de boeren zorgden voor herendiensten en pacht in natura - De boer was afhankelijk van de heer, omdat de heer zorgde voor bescherming
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Bier brouwen
Herendiensten
Hout hakken
Wegen aanleggen
Bescherming ontvangen
Rechten van de horige boer
Plichten van de horige boer
Belasting betalen
Slide 8 - Sleepvraag
Leg aan de hand van de vorige vraag uit of jij het hofstelsel een eerlijk systeem vindt
Slide 9 - Open vraag
Paragraaf 6.4 Noordelijk bezoek
Vikingen, ook wel Noormannen genoemd, vielen rond vanaf 800 veel West-Europese nederzettingen aan
Zij wilden plunderen en West-Europa was rijk: met name Kloosters belangrijke doelwitten
Ook handelssteden werden geplunderd, zoals Dorestad in 834.
Hierdoor kwamen de Noormannen veel in conflict met Frankische koningen
Vanaf 11e eeuw namen de plundertochten af, met name doordat de Noormannen (1)zich vermengden met de lokale bevolking (2) zich bekeerden tot het christendom (3) vredesverdragen sloten met Europese vorsten
Slide 10 - Tekstslide
Leg aan de hand van de bron uit waarom Dorestad voor Noormannen gemakkelijk te bereiken was.
Slide 11 - Open vraag
Dit gebied in Frankrijk is aan Noormannen gegeven in ruil voor vrede
Slide 12 - Open vraag
En nu?
De rest van deze les gaan jullie leren voor de toets. De toets is op 1 juni en wordt via TijdVoorGeschiedenis gemaakt.