KD bino en verdieping: examenvoorbereiding

Keuzedeel
Binoculair zien en vooronderzoek
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
OptiekMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Keuzedeel
Binoculair zien en vooronderzoek

Slide 1 - Tekstslide

Examen keuzedeel
maandag 9 mei // 15.30 uur

Slide 2 - Tekstslide

Comitante en incomitant
Comitante heterotropie
De scheelzienshoek is in alle blikrichtingen gelijk.


Incomitante heterotropie
De scheelzienshoek verandert bij bepaalde blikrichtingen.

Slide 3 - Tekstslide

Constant en intermitterend
Intermitterende heterotropie
De heterotropie is niet de gehele dag aanwezig.

Constante heterotropie
De heterotropie is de gehele dag aanwezig.
Als dit vanaf jonge leeftijd al aanwezig is, dan is kans op amblyopie groot.

Slide 4 - Tekstslide

Oorzaken van scheelzien
De beelden die binnenkomen vanuit beide ogen, worden door onze hersenen samengesmolten tot één beeld.
Het vermogen dat het mogelijk maakt deze beelden samen te smelten ontwikkelt zich in de eerste 6-7 levensjaren. Dit vermogen heet binoculair zien.

Wanneer in de ontwikkeling van het binoculair zien iets niet goed gaat, kan scheelzien optreden.

Slide 5 - Tekstslide

Oorzaken van scheelzien
Oorzaken die een rol kunnen spelen:
- erfelijke aandoening
- oogheelkundige afwijkingen
- refractie afwijkingen
- medische problemen rond de geboorte
- hersenzenuw aandoening
- overige factoren: vroeggeboorte en roken tijdens de zwangerschap

Slide 6 - Tekstslide

Begrippen
Amblyopie = lui oog
Suppressie = onderdrukking van één oog
Diplopie = dubbelzien
Alternerend zien = om en om kijken (monoculair)

Slide 7 - Tekstslide

Ducties
monoculaire oogbewegingen

- naar binnen kijken = adductie
- naar buiten kijken = abductie
- naar boven kijken = elevatie
- naar beneden kijken = depressie

Slide 8 - Tekstslide

Versies
Binoculaire oogbewegingen

- beide ogen kijken naar links = levoversie
- beide ogen kijken naar rechts = dextroversie
- beide ogen kijken naar boven = elevatie
- beide ogen kijken naar beneden = depressie

Wanneer beide ogen in de dezelfde richting bewegen, noemen we dit een geconjugeerde oogbeweging. Beide ogen kijken bijvoorbeeld naar links of naar rechts.

Slide 9 - Tekstslide

Blikrichtingen

Slide 10 - Tekstslide

Vergenties
Beide ogen maken tegelijkertijd een tegenovergestelde beweging (gedisconjugeerd). 

- convergentie
- divergentie

Slide 11 - Tekstslide

Innervatie
nervus III = nervus oculomotorius

- bovenste rechte oogspier
- binnenste rechte oogspier
- onderste rechte oogspier
- onderste schuine oogpier
- musculus ciliairis
- musculus sphincter pupillae
- musculus levator palpebrae 

Slide 12 - Tekstslide

Innervatie
nervus IV = nervus trochlearis

- bovenste schuine oogspier

Slide 13 - Tekstslide

Innervatie
nervus VI = nervus abducens

- buitenste rechte oogpsier

Slide 14 - Tekstslide

Werking oogspieren

Slide 15 - Tekstslide

Hakentest

Slide 16 - Tekstslide

Wijzertest

Slide 17 - Tekstslide

Schobertest

Slide 18 - Tekstslide

Nabijheidspunt van convergentie
NPC test

Het doel van de test is het objectief en subjectief meten van de maximale volgconvergentie van de klant.

- de klant vragen wanneer het fixatie-object dubbel wordt waargenomen.
- een normale NPC is kleiner dan 10 cm tot aan de neus.

Slide 19 - Tekstslide

Convergentie insufficiëntie (CI)
Bij CI hebben de ogen moeite om samen te werken wanneer beide ogen naar een object dichtbij moeten kijken.

- de NPC test is een veel gebruikte test om CI op te sporen.

Klachten:
- dubbelzien
- moeilijk concentreren op leeswerk
- woorden dansen
- hoofdpijn
- vermoeidheid van de ogen
Behandeling:
- visuele training
- prisma voorschrijven

Slide 20 - Tekstslide

Accommodatie insufficiëntie
Nabijheidspunt van accommodatie (AI) is beperkt.
De AA is sterk verminderd.

Plan van aanpak:
- pathologie uitsluiten
- optimale brilcorrectie voorschrijven
- leestoeslag voorschrijven
- visuele training

Slide 21 - Tekstslide

Hofstetter
Normwaarden van de AA

Maximum AA = 25 - 0,4 x leeftijd
Gemiddelde AA = 18,5 - 0,3 x leeftijd
Minimum AA = 15 - 0,25 x leeftijd



Slide 22 - Tekstslide

Accommodatie moeheid
Bij het meten van de monoculaire AA kan deze niet volgehouden worden na herhaling, de AA is uitputbaar.

De AA blijft wel steeds voldoen aan het minimum leeftijdscriterium van Hofstetter. 



Slide 23 - Tekstslide

Accommodatie moeheid
Bij het meten van de monoculaire AA kan deze niet volgehouden worden na herhaling, de AA is uitputbaar.



Slide 24 - Tekstslide

Stereoscopisch zien
Stereoscopisch zien is het vermogen van beide ogen hetzelfde beeld als één afbeelding samen te smelten.

Met een stereopsistest wordt het vermogen van binoculair zien gemeten en wordt gekeken hoe beide ogen samenwerken.

Stereoscopisch zien wordt aangegeven in boogseconden of boogminuten.

Slide 25 - Tekstslide

Stereotesten

Slide 26 - Tekstslide

AC/A
De AC/A relatie is de verhouding tussen de accommodatieve convergentie (AC in prdpt) en de accommodatie (A in dpt).

De AC/A is de verhouding tussen de werkelijk opgebrachte hoeveelheid convergentie gerelateerd aan de opgebrachte accommodatie van veraf naar nabij.

De normale AC/A waarde is ongeveer 5 prdpt/dpt.

Slide 27 - Tekstslide

Pupilreacties
De pupilreflex, met name de lichtreflex, wordt gebruikt om de werking van bepaalde hersenzenuwen te controleren. 

Wanneer er een verschil is in het optreden van de pupilreflex of wanneer deze in het geheel niet optreedt, kan er een afwijking zijn van de oogzenuw (nervus opticus) of de nervus oculomotorius.

Slide 28 - Tekstslide

Lichtreflex
Onze pupillen reageren op het licht. De lichtreflex van de pupil bestaat uit pupilvernauwing als reactie op licht. 
De pupillen van beide ogen worden nauwer, ook al wordt slechts één van beide ogen belicht. 
De reactie van het oog dat wordt belicht, wordt de directe pupilreflex genoemd. 

De daarnaast optredende vernauwing van de pupil van het niet belichte oog wordt indirecte of consensuele pupilreflex genoemd. 

Bij intacte hersenzenuwbanen treden beide reacties op. 

Slide 29 - Tekstslide

Amslertest
Scotoom
Metamorfopsie

Slide 30 - Tekstslide

Gezichtsveld
Centrale gezichtsvelduitval treedt op bij een aantal aandoeningen zoals; de ziekte van Stargardt (erfelijke en begint op jonge leeftijd), maculagaten, macula degeneratie of volledige kleurenblindheid (achromatopsie).

Perifeer gezichtsveldverlies
Het perifeer gezichtsveldverlies gebeurt onder andere bij; een beroerte, glaucoom, retinitis pigmentosa of een netvliesloslating.

Bij een ernstig perifeer gezichtsvelddefect heeft men soms tunnelzicht (kokervisie). Soms is er ook sprake van nachtblindheid en fotofobie (lichtgevoeligheid).

Slide 31 - Tekstslide

Gezichtsveld
Hemianopsie
Bij hemianopsie valt de helft van het gezichtsveld weg.  

Scotoom
Hierbij ontbreekt een stuk van het gezichtsveld maar dit is omgeven door een normaal gezichtsveld

Metamorfopsie
Wanneer de macula is aangetast door bijvoorbeeld macula degeneratie, kunnen lijnen die recht lopen, verbogen of vervormd worden waargenomen. 

Slide 32 - Tekstslide

MKH test
De MKH methode is gebaseerd op fixatie disparatie. 

Alles wat we zien komt via de twee ogen in het achterste deel van de hersenen terecht. De hersenen zorgen ervoor, dat de twee beelden die uit de twee ogen afkomstig zijn, worden ervaren als één beeld. Als die twee beelden (van elk oog één) verschoven zijn ten opzichte van elkaar, corrigeren de hersenen dit. We noemen dit Fixatie Disparatie (FD).

Fixatie Disparatie komt dan ook alleen voor bij mensen met een niet (zichtbare) afwijkende oogstand.    

Slide 33 - Tekstslide

MKH test
Voordat de Polatest wordt afgenomen moet er een goed vooronderzoek zijn gedaan. De Polatest wordt alleen uitgevoerd bij een aanwezige forie en nooit bij een tropie. Daarnaast mogen er geen afwijkingen zijn bij de motiliteittest en de NPC.

- kruistest (motorisch)
- wijzertest (sensorisch)
- hakentest (sensorisch)
- stereotest (sensorisch)

Slide 34 - Tekstslide

Directe oogspiegel
Een oogspiegel of oftalmoscoop is een hulpmiddel waarmee het netvlies bekeken kan worden.

Een moderne oogspiegel heeft een ingebouwde verlichting. Wanneer de patiënt een wijde pupil heeft, kan het netvlies beter bekeken worden. Door het felle licht zal de pupil automatisch klein worden. Om dit tegen te gaan, wordt de werking van iris tijdelijk stilgelegd door middel van een oogdruppeltje. Meestal is dit een druppeltje tropicamide of fenylefrine. 

Slide 35 - Tekstslide