In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
3 formules voor een parabool
standaardformule:
y=ax2+bx+c
Slide 1 - Tekstslide
y=a(x-d)(x-e)
Snijpunten met x-as bekend? Gebruik deze formule.
Slide 2 - Tekstslide
y=a(x-p)2+q
Top bekend? Gebruik deze formule!
Slide 3 - Tekstslide
De parabool hiernaast met top (2,1) gaat door (1,-1). Hieronder zie je verschillende formules voor een parabool. Welke is in dit geval handig om te gebruiken?
A
y=ax2+bx+c
B
y=a(x−d)(x−e)
C
y=a(x−p)2+q
Slide 4 - Quizvraag
De parabool hiernaast heeft 2 snijpunten met de x-as: (3,0) en (6,0). Verder gaat de grafiek door A(5,-4). Hieronder zie je verschillende formules voor een parabool. Welke is in dit geval handig om te gebruiken?
A
y=ax2+bx+c
B
y=a(x−d)(x−e)
C
y=a(x−p)2+q
Slide 5 - Quizvraag
Je hebt 3 manieren geleerd om de formule voor een parabool op te schrijven. Schrijf deze op en stuur een foto door.
Slide 6 - Open vraag
Gegeven Schrijf deze formule in de vorm Geef a, b en c (vb antwoord: 2,-3,4)
y=−2(x−2)2+1
y=ax2+bx+c
Slide 7 - Open vraag
Bepaal de coördinaten van de top:
f(x)=2(x−3)2+5
A
xtop=2⋅5−3,ytop=f(xtop)
B
xtop=23+5,ytop=f(xtop)
C
xtop=3,ytop=5
Slide 8 - Quizvraag
Hoeveel oplossingen heeft de vergelijking
x4=−40
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het niet
Slide 9 - Quizvraag
Hoeveel oplossingen heeft de vergelijking
x4=40
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het niet
Slide 10 - Quizvraag
Hoeveel oplossingen heeft de vergelijking
x5=−250
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het niet
Slide 11 - Quizvraag
Hoeveel oplossingen heeft de vergelijking
x5=250
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het niet
Slide 12 - Quizvraag
Oplossen van een tweedegraadsvergelijking
Komt er één keer een x voor in de vergelijking, gebruik dan direct de balansmethode (letters naar links, getallen naar rechts enz.)
Maak een product van 2 factoren waar 0 uitkomt. Zorg dat het rechterlid 0 wordt en gebruik de som-productmethode om het linkerlid te ontbinden in factoren.
Gebruik anders de abc- formule en bereken eerst de discriminant(D) D<0 geeft geen oplossing, D=0 geeft 1 oplossing en D>0 geeft 2 oplossingen
D=√b2−4ac
x=2a−b−√Dofx=2a−b+√D
Slide 13 - Tekstslide
Derdegraadsvergelijking: Oplossen door een x buiten de haakjes te halen
vb
x3-x2-2x=0
x(x2-x-2)=0 x(x+1)(x-2)=0
x=0 of x=-1 of x=2
Vierdegraadsvergelijking:
Oplossen mbv substitutie
vb
x4-x2-2=0 je gebruikt x2=u
u2-u-2=0
(u+1)(u-2)=0
u=-1 of u=2
x2=-1 (geen opl.) of x2=2
of
x=√2
x=−√2
Slide 14 - Tekstslide
grafiek bij standaardfunctie:
hyperbool
asymptoten:
horizontale asymptoot: y=0
verticale asymptoot: x=0
f(x)=x1
Slide 15 - Tekstslide
asymptoten:
horizontale asymptoot: y=-3
verticale asymptoot: x=-2
f(x)=x+21−3
y=x1
translatie (-2,-3)
2 naar links, 3 omlaag
f(x)=x+21−3
Slide 16 - Tekstslide
Hoe is
uit de standaardformule ontstaan en wat zijn de asymptoten?
f(x)=x+51−3
A
translatie (-5,-3)
vert.a. x=-5, hor.a. y=-3
B
translatie (5,-3)
vert.a. y=-3, hor.a. x=5
C
translatie (-5,-3)
vert.a. y=-5, hor.a. x=-3
D
translatie (5,-3)
vert.a. x=5, hor.a. y=-3
Slide 17 - Quizvraag
translatie (-5,-3)
vert.as. x = -5, hor.as. y = -3
Andere manier voor vert.as.:
Voor x+5=0 bestaat de functie niet (noemer is dan nul)
x+5=0
x=-5
f(x)=x+51−3
Slide 18 - Tekstslide
Oplossen gebroken vergelijkingen
breuk waar 0 uitkomt? -> teller =0
tellers gelijk? teller=0 of noemers moeten ook gelijk zijn
noemers gelijk? tellers moeten ook gelijk zijn
Anders?
zorg ervoor dat zowel links als rechts een breuk staat en ga kruiselings vermenigvuldigen
Controleer je antwoord, want de noemer mag niet gelijk zijn aan 0