Blok 8, week 1, les 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 5

Blok 8, week 1, les 3

Opfrissen: Hulpwerkwoord en voltooid deelwoord

Zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord. 

Doel: We kunnen aan het einde van deze les het voorzetsel herkennen in de zin. 

Opfrissen

Hulpwerkwoord: werkwoord in de zin, staat altijd samen met een ander werkwoord in de zin. 

Voltooid deelwoord: staat altijd samen met het hulpwerkwoord in de zin. 

Wat is het hulpwerkwoord en voltooid deelwoord in de zin?
Ik heb de hele marathon in Rotterdam gerend

Typ het hulpwerkwoord en voltooid deelwoord uit de volgende zin: Toen heeft hij een reusachtige taart van marsepein gekregen.

Zelfstandig naamwoord en bijvoeglijk naamwoord

Zelfstandig naamwoord: een mens, een dier of een ding. 

Bijvoeglijk naamwoord: zegt iets over het zelfstandig naamwoord. 

Wat voor woordsoort is marathon?

Wat voor woordsoort is de taart?

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin? Ik heb de hele marathon in Rotterdam gerend.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin? Toen heeft hij een reusachtige taart van marsepein gekregen.

Voorzetzel

Het voorzetzel zegt iets over de precieze plaats, richting of tijd. 

Staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. 

In de kast, op de kast, naast de kast, boven de kast, achter de kast enz.. 

Noem de 4 voorzetsels

Dictee

We hebben geleerd wat een voorzetzel is en herkennen deze in de zin. 

Verder met software, blok 7, grammatica 1.