Lesson 7 - Unit 2 review - Present simple vs Present Continuous



UNIT 2: Vocabulary + Grammar
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les



UNIT 2: Vocabulary + Grammar

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What are we doing today?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Have you?
Wider World book

Writing book

Homework - Wider World page 31 - 1 + 2 + 3 + 4 + 5

No = Magister + detention - 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson Goals

I can recall theme words.

Understand the meaning of the theme words.

How to correctly use theme words in a sentence.

What's the point!?

When would you talk about fashion?

Who would you talk about fashion with?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
  • Duurvorm van de tegenwoordige tijd.
  • Iets NU aan de gang is.
  • Signaalwoorden: 'right now' / 'at the moment'

Verb to be (+) werkwoord (+) ing

  • Verb to be = am / is / are

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous
signal words...

Slide 8 - Woordweb

  • right now
  • at the moment
  • for the time being
  • Als een zin begint met: "Look!" of "Listen!"
Present continuous: Signaalwoorden
  • right now
  • at the moment
  • for the time being

Als een zin begint met: "Look!"  of "Listen!"

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple: tegenwoordige tijd
Je gebruikt de present simple als we het
hebben over: 
  • Feiten - This book has a red color.
  • Gewoonten - Sanne always bites her nails
  • Dingen die we met regelmaat doen - These kids often play football.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple: signaalwoorden
  • always
  • never
  • frequently
  • often

  • sometimes
  • seldom
  • on Saturdays
  • in the weekend
  • during the week

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple: Spelling Rules


  • (SHIT) she / he / it = -s / -es / -ies

  • I / you / we / they = no change

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wider World - Revision
Wider World - page 30 - Vocabulary

Task: 1 + 2 + 3 + 4 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework
1. Learn for formatief toets - Worldlist Row 1 + 2 + 3 + 4

2. Wider Word - page 30 - task 1 + 2 + 3 + 4

3. Wider Word - page 33A - vocabulary - task 1 + 2 + 3 + 4 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson Review...

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesson Goals

I can recall theme words.

Understand the meaning of the theme words.

How to correctly use theme words in a sentence.

What's the point!?

When would you talk about fashion?

Who would you talk about fashion with?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies