Periode 2 week 2 3.4 SU + terugblik // 5 december 2023 les 5

Hoofdstuk 3§4
Deze les:
  • Laatste deel Sovjet Unie
  • Vragen over hoofdstuk 3 §3 en §4
  • Volgende week start hoofdstuk 4
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3§4
Deze les:
  • Laatste deel Sovjet Unie
  • Vragen over hoofdstuk 3 §3 en §4
  • Volgende week start hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

SU en het buitenland
Stalin wantrouwt het eigen volk, maar ook Engeland en Frankrijk. 
Twee redenen:
  1. Frankrijk en Engeland hebben de Witten gesteund tijdens de burgeroorlog (1917-1922).
  2. In 1938 was de SU niet uitgenodigd voor de Conferentie van München. (weggeven van Sudetenland aan Hitler)

Slide 2 - Tekstslide

Niet-aanvalsverdrag 1939
SU en Duitsland waren aartsvijanden. Maar toch....

Op 29 augustus 1939 beloofden ze elkaars vijanden niet te steunen en elkaar niet aan te vallen in een niet-aanvalsverdrag. 

Dit heet het Molotov-Ribbentroppact. 


Slide 3 - Tekstslide

Molotov-Ribbentrop-pact
Waarom?
        
Sovjet Unie:
1. Tijd rekken om 
leger aan te sterken.
2. Het Westen te laten omvallen door agressie nazi's.
3. Macht in oost Europa verstevigen en uitbreiden
Duitsland:   
1.Tweefrontenoorlog 
voorkomen
2. Angst voor een 
pact tussen Polen en de SU
3. Creëren 'lebensraum' voor het Arische ras, en voldoende voedselvoorziening.

Slide 4 - Tekstslide

Niet-aanvalsverdrag 1939
  • In een geheim onderdeel van het verdrag staat dat Polen tussen de twee landen verdeeld zou gaan worden.

  • In 1939 valt Du Polen  binnen. Twee weken later valt de SU Polen binnen. Eind september 1939 wordt Polen verdeeld tussen DU en de SU.

Slide 5 - Tekstslide

Volgens de afspraken in het Niet-Aanvalsverdrag valt half september de Sovjet-Unie vanaf het oosten Polen ook binnen.  
23 augustus 1939
Duitsland valt Polen aan
Hitler geeft aan dat hij wel móet reageren op een Poolse aanval op een Duits radiostation. De Duitsers hebben deze aanval in scène gezet.
eind 1939 - begin 1940
De eerste maanden
De eerste fase van de oorlog speelt zich vooral af in Oost-Europa.

 Groot-Brittannië en Frankijk hadden wel de oorlog verklaard aan Duitsland, maar de landen vochten nog niet tegen elkaar.
1 september 1939
18 maart 1938
Der Anschluss: Oostenrijk werd een provincie van Nazi-Duitsland

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 §3 en §4
Het Interbellum
Enkele vragen:
Pak een pen en papier en schrijf op welk antwoord jij denk dat klopt.

Slide 7 - Tekstslide

Welk woord past NIET in het rijtje?


A
Collectivisatie
B
Kolchozen
C
Fascisme
D
Planeconomie

Slide 8 - Quizvraag

Wat hebben de begrippen 'Terreur' en 'Totalitaire samenleving' met elkaar te maken? Leg de begrippen erbij uit.

Slide 9 - Open vraag

Vraag: Welke zinnen zijn kenmerken van totalitaire samenlevingen? 
Sleep de juiste antwoorden in het vak.
Totalitaire samenleving
Geen kenmerk
De bevolking leeft in angst.
Er is censuur.
Mensen worden vaak al vanaf jonge leeftijd geïndoctrineerd. 
Door middel van propaganda worden bepaalde beelden verspreid onder de bevolking.
Er zijn vrije verkiezingen.
De kranten mogen schrijven wat ze willen.
Propaganda wordt zo veel mogelijk voorkomen.
Eén persoon heeft alle macht.

Slide 10 - Sleepvraag

Je ziet drie leiders van Rusland/de Sovjet-Unie. 
Vraag: In welke volgorde regeerden zij? 
1
2
3

Slide 11 - Sleepvraag


Wat is een planeconomie?
A
Economisch systeem waarbij de regering de productie bepaald.
B
Economische plannen die in 5 jaar moesten gebeuren.
C
Een economisch systeem wat door een tsaar werd opgesteld.
D
Een economie met veel goede plannen.

Slide 12 - Quizvraag

Chronologievraag: Sleep de gebeurtenissen van vroeger naar later.

Vroeger
Later
Verdrag van Versailles
Machtsovername door Adolf Hitler.
Beurskrach in de Verenigde Staten.
De Fransen bezetten het Ruhrgebied.

Slide 13 - Sleepvraag

Wat zijn kenmerken van het fascisme?

Slide 14 - Open vraag

In tegenstelling tot fascisten, leggen nationaalsocialisten nadruk op rassenleer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Wat zie je op deze propaganda-poster? 

Slide 16 - Woordweb

Wanneer is het Interbellum?
A
1914-1918
B
1918-1933
C
1918-1939
D
1940-1945

Slide 17 - Quizvraag

Wie is deze man?
A
Lenin
B
Stalin
C
Mussert
D
Mussolini

Slide 18 - Quizvraag

Welk begrip past er het beste bij de afbeelding?
A
Showproces
B
Geheime Politie
C
Terreur
D
Collectivisatie

Slide 19 - Quizvraag

Hoe wordt de fascistisch leider van Italië genoemd?

Slide 20 - Open vraag

Wat is het verschil tussen Hitler en Mussolini als je één woord mag gebruiken?

Slide 21 - Open vraag

Wat is géén kenmerk van het fascisme?
A
Sterke leider
B
Democratisch
C
Nationalisme
D
Geweld is goed

Slide 22 - Quizvraag

Welk begrip past het beste bij de afbeelding?
A
Antisemitisme
B
Rassenleer
C
Dictatuur
D
Gelijkschakeling

Slide 23 - Quizvraag

Hoe wordt het genoemd als je gehersenspoeld wordt waardoor je denkt dat alle ideeën van bv Hitler waar zijn?

Slide 24 - Open vraag

"We moeten met Hitler gaan praten om oorlog te voorkomen" Welk begrip past hierbij?
A
Indoctrinatie
B
Gelijkschakeling
C
Pleasen
D
Appeasement

Slide 25 - Quizvraag

Welke organisatie in Nazi Duitsland was er speciaal voor vrouwen?
A
SA
B
SS
C
HJ
D
BDM

Slide 26 - Quizvraag

Hoe kan het dat in Nederland in de crisis werklozen aan het werk zijn?
A
Aanpassingspolitiek
B
Werkverschaffing
C
Bezuiniging
D
Mussertisme

Slide 27 - Quizvraag

Waardoor had het nationaalsocialisme minder succes in NL?

Slide 28 - Open vraag

Maken voor woensdag 6 dec.
Zorg dat je morgen ALLE opdrachten hebt gemaakt van hoofdstuk 3. 
Morgen starten we aan hoofdstuk 4.

Slide 29 - Tekstslide