H8 Het weer Samenvatting

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

H8 Het weer
  • 8.1 Starten
  • 8.2 Temperatuur
  • 8.3 Wolken en neerslag
  • 8.4 Wind
  • 8.5 Extreem weer 
  • PTA H8 op 10 oktober 2024

Slide 3 - Tekstslide

De temperatuur meten

Met een thermometer kun je betrouwbaar de temperatuur van de lucht om je heen meten. Noem verschillende soorten thermometers?
  • Vloeistof thermometers
  • Bimetaal thermometers
  • Digitale thermometers

Slide 4 - Tekstslide

                        De Weerhut:

           Wie weet wat een weerhut is?


  • Kastje waar de lucht doorheen kan stromen maar waar zon en neerslag geen invloed op de temperatuur hebben

  • Staat op 1,5 meter boven de grond

Zo kan de luchttemperatuur betrouwbaar gemeten worden.
Figuur 1: Een weerkundige leest de temperatuur af.

Slide 5 - Tekstslide


Slide 6 - Tekstslide

Lord Kelvin
Natuurkundige
1842 - 1907

Absolute nulpunt (-273 C) als ijkpunt (0 Kelvin)

Slide 7 - Tekstslide

De vloeistofthermometer ijken
Eigenschap van water
  • Smeltpunt
  • Kookpunt

Lineair verband 

Slide 8 - Tekstslide

Temperatuur
Wordt vaak gemeten met een vloeistofthermometer.

De drie onderdelen 
  • Reservoir
  • Stijgbuis
  • Schaalverdeling

Slide 9 - Tekstslide

bimetaal thermometer
  • Een bimetaal bestaat uit twee trips van verschillende metalen die stevig met elkaar zijn verbonden.
  • Als de temperatuur stijgt, zet de ene strip sterker uit dan de andere. Hierdoor trekt het bimetaal krom.
  • Bij verwarmen zet Messing zet meer uit dan staal => buitenbocht

Slide 10 - Tekstslide

  • Alle moleculen bewegen voortdurend
  • Alle moleculen trekken elkaar aan
  • De moleculen van een stof veranderd niet
Het Deeltjesmodel

Slide 11 - Tekstslide

Fase en faseovergangen
3 fasen waarin moleculen kunnen zijn
 zorg dat je de faseovergangen kent 



                                                                           

Stoffen lijken te veranderen, 
maar het is een is een 
natuurkundige reactie

Slide 12 - Tekstslide

Luchtdruk
De zwaartekracht waarmee de lucht op iedere vierkante centimeter duwt
Zwaartekracht:
De kracht waarmee de aarde een stof naar de aarde toe trekt
Tegendruk:
De druk in een voorwerp die terugduwt zodat een voorwerp niet in elkaar wordt gedrukt
Pascal
De eenheid van de luchtdruk (hPa)
1 bar  = 1000 hPa = 100 000 Pa = 1,0 *105 Pa Binas Tabel 2

Slide 13 - Tekstslide

Wat is luchtdruk?
  • Luchtdruk => het gewicht van de                              lucht dat op de aarde drukt
  • Meten => barometer
  • Eenheid => hectopascal (hPa) of in millibar (mbar) 
  • Je hebt hoge drukgebieden en lage drukgebieden
  • Op de weerkaart te zien => isobaren = alle punten met dezelfde luchtdruk verbonden door een lijn.

Slide 14 - Tekstslide

Werking barometer
  • in de barometer zit een dun doosje die makkelijk ingedrukt kan worden door de luchtdruk
  • Het witte metalen doosje, waarvan de lucht voor een groot deel is uitgepompt (vacuum).
  • de veer voorkomt dat doosje niet plat wordt
  • doosje reageert op veranderingen in de lucht
  • hoe verder ingedrukt, hoe hoger de luchtdruk in de buitenlucht, 

Slide 15 - Tekstslide

Het weer als de luchtdruk verandert..
  • Hoe hoger in de atmosfeer, hoe minder lucht boven je is, hoe lager de luchtdruk.

  • Lucht stroomt ALTIJD van H naar
     Dit is => wind


  • Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe harder het waait.

Slide 16 - Tekstslide

Overdruk / onderdruk
  • Overdruk is een ruimte waar de druk hoger is dan erbuiten.
  • Onderdruk is een ruimte waar de druk lager is dan erbuiten. 

  • Druk meten in een ruimte => Manometer (eenheid bar)

  • Manometers geeft overdruk weer (verschil luchtdruk buiten en binnen)

  • Absolute druk = luchtdruk + overdruk 

Slide 17 - Tekstslide

Bij hoeveel graden Kelvin bewegen stoffen niet meer? En wat is dus het absolute nulpunt in Kelvin?
A
100 Kelvin
B
-273 Kelvin
C
273 Kelvin
D
0 Kelvin

Slide 18 - Quizvraag

Kamertemperatuur in Kelvin is
A
273 K
B
- 253 K
C
293 K
D
20 K

Slide 19 - Quizvraag

gevoelstemperatuur?
Hoe komt dat?
  • Hoe groter de windsnelheid, hoe meer warmte je lichaam kwijt raakt

Hoe werkt het bij warm weer?
  • Als de lucht vochtig is, voelt de warmte eerder drukkend aan, dan wanneer de lucht droog is

Slide 20 - Tekstslide

Dauwpunt en luchtvochtigheid
Warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude lucht.

Als de lucht afkoelt ontstaat er een relatieve luchtvochtigheid van 100 %                           Dauwpunt

Dan zal de waterdamp condenseren en ontstaat er dauw

 

Slide 21 - Tekstslide

Het dauwpunt
* De temperatuur waarbij waterdamp uit de           lucht gaat condenseren. 

* Maximaal hoeveelheid waterdamp

* Hoe hoger de temp => hoe meer/minder               waterdamp lucht bevat

* Dauwpunt afhankelijk van 2 factoren:
  • Luchttemperatuur
  • Hoeveelheid waterdamp in de lucht (g/m3)

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht
Midden op de dag bevat de lucht 15 g waterdamp per m3 bij een temperatuur van 30 °C.
* Hoe laag moet de temperatuur 's nachts worden, voordat het begint te dauwen?
  • Dauwpunt 15 g/m3 = 17 °C
  • Bij een temperatuur van 17 °C zal het dus gaan dauwen. 
 

Slide 23 - Tekstslide

Stapelwolken
  • Lucht die warm wordt, zet uit. 
  • De warme lucht bellen bewegen omhoog. 
  • De T daalt => dauwpunt wordt bereikt => Condensatieniveau
  • Waterdamp in de luchtbel gaat condenseren: Gas => vloeistof
  • Stapelwolk is meestal vlak aan onderkant en ligt op de hoogte van Condensatieniveau 

Slide 24 - Tekstslide

Onstaan van mooiweerwolken

  • Temperatuur opstijgende luchtbellen niet veel hoger dan de omringende lucht. 

  • Zo’n luchtbel stijgt dan langzaam en bereikt geen grote hoogte. 

  • Hier stroomt de lucht rustig.
Ontstaan buienwolken

  • Temperatuur opstijgende lucht veel warmer is dan de omringende lucht.
  • Luchtbellen bereiken een grote hoogte 
  • Je krijgt dan grote wolken met een donkere onderkant. 
  • Boven in de wolken vormen zich ijskristallen. Deze groeien tot ze te zwaar zijn. 
  • Ze vallen dan uit de wolk naar beneden.

Slide 25 - Tekstslide

Bliksem en donder
  • Bellen met warme, vochtige lucht stijgen snel op
  • IJskristallen en waterdruppels botsen en bewegen langs elkaar =>
  • => wolk wordt elektrisch geladen!
  • Er onstaat een hoog spanningsverschil tussen onderkant wolk en aarde.       Spanningsverschil kan oplopen tot honderden miljoenen volt
  • Hierdoor enorme vonk, de bliksemstraal, bij de ontlading. 
  • Door grote stroomsterkte/ontlading hele hoge temperatuur, tot wel 30 000 °C. Door deze hitte warmt de lucht supersnel op en dat knalt (geluidsgolf): donderslag

Waarom zie je pas eerst de bliksemstraal en hoor je later de donder?

Slide 26 - Tekstslide

Volgende les
Oefentoets H8: Ga hier ook voor leren.

Hoe leer je het beste
  • Door huiswerk te maken én te controleren
  • Extra opdrachten maken in learnbeat
  • Samenvatting doornemen en wat je niet begrijpt nogmaals opzoeken in leerboek.

Slide 27 - Tekstslide