2BKT Woordenschat 2e klas (1)

2BKT week 15

Woordenschat
Nederlands
Wat heb je nodig?

Laptop (dicht)
Schrift + pen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2BKT week 15

Woordenschat
Nederlands
Wat heb je nodig?

Laptop (dicht)
Schrift + pen

Slide 1 - Tekstslide

Nog even dit .......
Heb je op dit moment een goed aansprekend leesboek?

Je krijgt tips over enkele Young Adult boeken: 'De Gruwelijke Lijst'

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

2BKT   Week 12

Slide 4 - Tekstslide

Woordenschat
week 12   Cursus Woordenschat par. 1 Kopen
week 13   Cursus Woordenschat par. 2 Internationaal
week 14   Cursus Woordenschat par. 3 Klimaat
 week 15  Cursus Woordenschat par. 4 Schooltaalwoorden 
week 16   Cursus Woordenschat  leren alle paragrafen
week 17   Toets Woordenschat

Slide 5 - Tekstslide

Waarom woordenschat?
Lesdoel:
Bewust worden van het belang van woordenschat
Betekenis van nieuwe woorden leren

Bij een onvoldoende woordenschat, wordt het moeilijk de les te volgen. Dat geldt niet alleen bij Nederlands, maar ook bij andere vakken.​

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel procent van de woorden in een tekst moet je minimaal kennen om een tekst te kunnen begrijpen?
A
80%
B
90%
C
95%
D
100%

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Sprookje 
Er was eens een lieve, flinke houthakkersjongen. Hij heette Mullah en hij was niet gelukkig. De hele dag werkte hij in het grote, diepe bos. Samen met zijn broer. Elke avond maakten zij eerst een maaltijd. Daarna gingen zij slapen in hun hut, hoog in een sterke boom. Zo ging dat week na week, jaar na jaar. Maar Mullah wilde wel eens verandering. 
In een ver land woonde een prinses. Zo had iemand hem eens verteld. De houthakkersjongen maakte een lange reis over hoge bergen en grote zeeën.  In het verre land vond hij na lang zoeken de prinses. Wat was hij blij. Hij ging bij de prinses op bezoek.  Die was ontzettend aardig. " wil jij misschien trouwen?" vroeg hij. " dat is goed"  zei de prinses. Ze vertrokken uit het verre land en wonen nu samen in het grote bos samen met de broer van de houthakkersjongen.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe kom ik achter een onbekend woord?
Stel: Jij komt een onbekend woord tegen. Welke manieren zijn er om achter de betekenis van dit woord te komen?


Slide 12 - Tekstslide

Woordraadstrategieën 

Synoniemen dag - etmaal
Tegenstellingen dag - nacht
Samenstelling droomreis - dagdromen
Voorbeelden

Slide 13 - Tekstslide

Lesdoel: Je leert de betekenis van woorden over kopen.

  • Tekst samen lezen: Zakgeld
  • Onderstreep onbekende woorden
  • Onbekende woorden in schrift schrijven met betekenis

Slide 14 - Tekstslide

Onbekende woorden
Welke ben jij tegengekomen?

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoel
Je leert de betekenis van alle woorden uit paragraaf 1. Kopen 

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag .......
Je werkt aan de opdrachten van Woordenschat
Online Cursus Woordenschat paragraaf 1. Kopen
 (score > 80%, niet gelukt? Laatde opdracht weer open zetten!))
Schrift   Onbekende woorden en betekenis noteren!

Huiswerk donderdag 28 maart: par. 1 Kopen af!
                                                                   par. 2 Internationaal opdr. 1 en 2




Slide 17 - Tekstslide

Woordenschat
week 12   Cursus Woordenschat par. 1 Kopen
week 13   Cursus Woordenschat par. 2 Internationaal
week 14   Cursus Woordenschat par. 3 Klimaat
 week 15  Cursus Woordenschat par. 4 Schooltaalwoorden 
week 17   Toets Woordenschat / do. 25 april

Slide 18 - Tekstslide

Woordraadstrategieën 

  • Synoniemen 
  • Tegenstellingen 
  • Samenstelling 
  • Voorbeelden (signaalwoorden)

Slide 19 - Tekstslide

Wat betekent inkomsten?
Oom Pieter is ontslagen en daardoor heeft hij tijdelijk geen inkomsten.

A
afspraak dat je iets regelmatig ontvangt of mag gebruiken
B
bedragen die betaald moeten worden
C
geld dat je krijgt, bijvoorbeeld door te werken
D
geld dat je in de hand kan houden

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een synoniem voor aanleggen?

Nederland ging dijken aanleggen, versterken en verhogen om het woeste water tegen te gaan.

A
doorbreken
B
maken
C
ophogen
D
vernielen

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord past het best in de zin?
Over de hele wereld moeten we oppassen dat de ................ die de aarde ons geeft niet opraken.
A
grondstoffen
B
kwaliteit

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de betekenis van exporteren?
A
dingen die gemaakt worden
B
naar een andere plaats brengen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het synoniem van starten?
Joris en Linsay waren bang dat de klimaatdemonstratie zonder hen zou starten.
A
aanmelden
B
beginnen
C
rondlopen
D
voorspellen

Slide 24 - Quizvraag

In welke zin is 'letterlijk' juist gebruikt, als je let op de betekenis?
A
Tiffany zegt alles wat de docent zegt letterlijk na.
B
Toen ik het boek letterlijk gelezen had, gaf ik het door aan mijn beste vriend.

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent 'bronnen' in de volgende zin?
Als we zo veel fossiele bronnen blijven gebruiken, raken ze in de toekomst op.
A
de tijd die nog moet komen
B
stoffen die energie kunnen leveren
C
uitzonderingen
D
voorspellingen

Slide 26 - Quizvraag

Woorden oefenen
https://www.plan-mate.nl/flitskaarten-snelstartgids
https://ovido.app/nl
https://puzzel.org/nl/features/flashkaarten-maken
https://quizlet.com/nl
https://www.canva.com/nl_nl/maken/flashcard/


Slide 27 - Tekstslide

Lesdoel: Je leert de betekenis van woorden schooltaalwoorden

  • Tekst samen lezen:
  • Onderstreep onbekende woorden
  • Onbekende woorden in schrift schrijven met betekenis

Slide 28 - Tekstslide

Leerdoel
Je leert de betekenis van alle woorden uit paragraaf 4. Schooltaalwoorden

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag .......
Je werkt aan de opdrachten van Woordenschat
Online Cursus Woordenschat paragraaf 3.Klimaat
 (score > 80%, niet gelukt? Laat de opdracht weer open zetten!))
Schrift   Onbekende woorden en betekenis noteren!

Huiswerk vrijdag 12 april: par. 4 Schooltaalwoorden afmaken!
                                                      Woordlijst par.1 t/m 4 in je schrift!




Slide 30 - Tekstslide

Lesdoel: Soorten woorden
Je kunt onderscheid maken tussen vaktaalwoorden en schooltaalwoorden

Slide 31 - Tekstslide

Vaktaalwoorden

  • Het zijn woorden die je gebruikt bij een vak. Bijvoorbeeld begrippen die je alleen bij BIO, M&M: AK of GS en NL  tegenkomt. 
Schooltaalwoorden

  • Het zijn woorden die je tegen kan komen in elke les. Woorden die gebruikt worden op school. 
  • Het gevolg van ...
  • toon aan...

Slide 32 - Tekstslide

Leerdoel
Je leert de betekenis van alle woorden uit paragraaf $4 Schooltaal.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Samen lezen tekst 
Tekst 1, Thuistaal en schooltaal

Kom je een onbekend woord tegen?
Schrijf dit woord op.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Onbekende woorden
Welke ben jij tegengekomen?

Slide 37 - Tekstslide

Aan de slag .......
Je werkt aan de opdrachten van Woordenschat
$4 Schooltaal
 (alleen online te maken)

Klaar? afmaken $2 Journaal

--> onbekende woorden schrijf je in je schrift/ blaadje!



timer
20:00

Slide 38 - Tekstslide

Wat betekent: d.m.v.
A
Door medewerking van
B
Door middel van
C
Diepgang met verdieping
D
Der mate veel

Slide 39 - Quizvraag

Wat betekent: gering
A
Veel
B
Vaak
C
Weinig
D
Lawaaiig

Slide 40 - Quizvraag

Wat betekent: sober
A
eenvoudig
B
dronken
C
droevig
D
donker

Slide 41 - Quizvraag

Wat betekent: Dikwijls
A
Nooit
B
geteld
C
precies
D
Vaak

Slide 42 - Quizvraag

wat is een synoniem
A
Een ander woord met dezelfde betekenis.
B
Een zelfde woord met meerdere betekenissen.

Slide 43 - Quizvraag

Wat betekent: Inclusief
A
afronding
B
uitgesloten
C
conclusie
D
inbegrepen

Slide 44 - Quizvraag

Wat betekent: continueren
A
de hele tijd
B
doorgaan
C
vaak
D
ongeveer

Slide 45 - Quizvraag

Wat betekent: waarnemen
A
Zoeken naar de waarheid
B
Iets negeren
C
Iets zien
D
iemand meenemen

Slide 46 - Quizvraag

Wat betekent: betrekkelijk.
A
In verhouding tot iets anders
B
iets of iemand meenemen
C
Te vergelijken met
D
absoluut

Slide 47 - Quizvraag

Wat betekent: traditie
A
routine
B
doen zoals altijd
C
cultuur
D
gewoontes en gebruiken

Slide 48 - Quizvraag

Wat betekent: Consequentie
A
Oorzaak
B
Reden
C
Waarschuwing
D
Gevolg / resultaat

Slide 49 - Quizvraag

Huiswerk
$4 Schooltaalwoorden

opdracht 1 t/m 4

Limerick?

Slide 50 - Tekstslide