Le pronom personnel COD/COI 3BO

LE PRONOM PERSONNEL

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolBasisschoolLeerjaar 1,3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

LE PRONOM PERSONNEL

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Leerlingen kunnen de persoonlijke voornaamwoorden als onderwerp (sujet), lijdend voorwerp (COD), en meewerkend voorwerp (COI) in het Frans herkennen en benoemen.
  • Leerlingen begrijpen hoe en wanneer persoonlijke voornaamwoorden worden gebruikt in zinnen.
  • Leerlingen kunnen persoonlijke voornaamwoorden correct gebruiken in eenvoudige zinnen.
  • Leerlingen kunnen zinnen analyseren en de functie van persoonlijke voornaamwoorden identificeren.
Evaluatie (Evaluation): Leerlingen kunnen reflecteren op hun gebruik van persoonlijke voornaamwoorden en hun zinnen verbeteren.

Slide 2 - Tekstslide

Comment estimes-tu ton niveau au début du cours?
Niveau 0
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4

Slide 3 - Poll

On y va ?

Slide 4 - Tekstslide

Sujet
Sujet (onderwerp):
Het onderwerp van de zin is degene die de handeling verricht.
Om het sujet te vinden, kun je de vraag stellen "Wie of wat + werkwoord?" Het antwoord op deze vraag is meestal het onderwerp van de zin.



Voorbeeld: In de zin "Marie mange une pomme." (Marie eet een appel.), is "Marie" het sujet omdat zij degene is die de handeling (eten) verricht.

Slide 5 - Tekstslide

COD
COD (complément d'objet direct):
Het lijdend voorwerp is hetgeen wat direct wordt beïnvloed door de handeling in de zin.
Om het COD te vinden, kun je de vraag stellen "Wat + werkwoord + onderwerp?" Het antwoord op deze vraag is meestal het lijdend voorwerp.



Voorbeeld: In de zin "Pierre lit le livre." (Pierre leest het boek.), is "le livre" het COD omdat het direct wordt gelezen door Pierre.

Slide 6 - Tekstslide

COI
COI (complément d'objet indirect):
Het meewerkend voorwerp is degene aan wie de handeling wordt verricht. Om het COI te vinden, kun je de vraag stellen "Aan wie + werkwoord + onderwerp?" Het antwoord op deze vraag is meestal het meewerkend voorwerp.

Voorbeeld: In de zin "Lucie donne un cadeau à son ami." (Lucie geeft een cadeau aan haar vriend.), is "à son ami" het COI omdat het aangeeft aan wie Lucie het cadeau geeft.

Slide 7 - Tekstslide

Trouve le sujet dans la phrase suivante: Les oiseaux chantent joyeusement dans le jardin.
A
Chantent joyeusement
B
Les oiseaux
C
Dans le jardin
D
Les chiens aboient

Slide 8 - Quizvraag

Trouve le COI dans 'Elle donne des bonbons à ses amis'
A
ses amis
B
Elle donne
C
des bonbons
D
à ses amis

Slide 9 - Quizvraag

Quel est le COI dans la phrase 'Elle donne un cadeau à sa sœur'?
A
Elle donne
B
à sa sœur
C
un cadeau
D
sa sœur

Slide 10 - Quizvraag

Trouve le COD dans la phrase: J'adore manger des fruits.
A
J'
B
J'adore
C
des fruits
D
manger

Slide 11 - Quizvraag

Quel est le COD dans la phrase: Elle lit un livre passionnant.
A
Elle
B
passionnant
C
lit
D
un livre

Slide 12 - Quizvraag

Donne le COD dans la phrase: Le chien mange l'os.
A
mange
B
le
C
l'os
D
Le chien

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Tu vois tes amis?
vervang 'tes amis'
A
Tu le vois?
B
Tu la vois?
C
Tu les vois?
D
Tu l'a vois?

Slide 18 - Quizvraag

Elle étudie la carte routière.
vervang 'la carte routière'
A
Elle la étudie.
B
Elle l'étudie.
C
Elle le étudie.
D
Elle étudie le.

Slide 19 - Quizvraag

Nous donnons ce souvenir à Bart.
vervang 'ce souvenir' (m)

Slide 20 - Open vraag

Tu laves la voiture?
vervang 'la voiture'

Slide 21 - Open vraag

herschrijf de zin en vervang het COD of COI:
J'ai regardé le film sur netflix.

Slide 22 - Open vraag

herschrijf de zin en vervang het COD of COI:
J'ai parlé à Annette ce week-end.

Slide 23 - Open vraag

Marcel veut offrir un parfum à sa petite amie.
Remplace 'sa petite amie"

Slide 24 - Open vraag

Elle a donné le cadeau à ses parents.
vervang 'à ses parents'

Slide 25 - Open vraag

Ecris une phrase avec le bon pronom personnel : 1PS - sujet

Slide 26 - Open vraag

Ecris une phrase avec le bon pronom personnel : 3PS - COD

Slide 27 - Open vraag

Ecris une phrase avec le bon pronom personnel : 3PP - COI

Slide 28 - Open vraag

J'offre ces fleurs à Thomas.
vervang 'ces fleurs' & "à Thomas"

Slide 29 - Open vraag

Comment estimes-tu ton niveau à la fin du cours
Niveau 0
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4

Slide 30 - Poll

Fais maintenant des exercices supplémentaires dans ton livre:
p 248, 249, 250

Slide 31 - Tekstslide

C'est la fin🏁

Slide 32 - Tekstslide