Oefentoets Havo 5 evolutie

Oefenen met 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met 

Slide 1 - Tekstslide

Stambomen waren vroeger gebaseerd op de uiterlijke overeenkomsten van dieren en planten. Tegenwoordig worden ze vaak gemaakt op basis van...
A
Fossielen
B
DNA
C
Eiwitten
D
Gegevens uit eerder onderzoek

Slide 2 - Quizvraag

De vleugel van een insect en de vleugel van een vogel zijn .... organen, zij hebben dezelfde ...
A
Analoge, Bouw
B
Analoge, Functie
C
Homologe, Bouw
D
Homologe, Functie

Slide 3 - Quizvraag

In de afbeelding zijn de verschillende groepen met kleuren aangegeven. Welke groep is het vroegst in de evolutie afgesplitst van de rest van de diersoorten?
A
Zwart
B
Rood
C
Blauw
D
Geel

Slide 4 - Quizvraag

Welke is ONJUIST?
De allelfrequentie of genfrequentie kan veranderen door
A
gelijke overlevingskansen
B
veranderende omgeving
C
selectiedruk
D
mutaties

Slide 5 - Quizvraag

Wat is er naast variatie en selectie nog meer nodig om uit één soort twee soorten te laten ontstaan?

Slide 6 - Open vraag

Soortvorming komt tot stand door ...
A
Isolatie, mutaties en natuurlijke selectie
B
Isolatie, natuurlijke selectie en verschillen in de omstandigheden
C
Isolatie, verschillen in de omstandigheden, mutaties en natuurlijke selectie
D
Isolatie, mutaties en verschillen in de omstandigheden

Slide 7 - Quizvraag

Soortvorming is voltooid als ....
A
.. er meerdere rassen zijn ontstaan
B
.. de twee groepen niet meer op elkaar lijken
C
.. de twee groepen zich niet meer onderling kunnen voortplanten
D
.. kruising van de twee groepen onvruchtbare nakomelingen geeft

Slide 8 - Quizvraag


In de geschiedenis van de aarde zijn er regelmatig klimaatsveranderingen geweest. Hierdoor veranderde de mate van invloed van abiotsche factoren op populaties. Sommige individuen hadden, door toeval, een hogere fitness. Na veel generaties veranderde op deze manier soorten in nieuwe soorten.

Welk pijler van Darwin mist hier?
A
Genetische variatie (verscheidenheid in genotypen)
B
Natuurlijke selectie (survival of the fittest)
C
Soortvorming door reproductieve isolatie
D
Selectiedruk (door de omgeving)

Slide 9 - Quizvraag

Darwin was een duivenfokker. Hij fokte in zijn leven met een groot aantal duiven varianten. Deze kunstmatige selectie...
A
...gaat meestal sneller dan natuurlijke selectie
B
...gaat meestal langzamer dan natuurlijke selectie
C
...levert vaak nieuwe soorten op
D
...levert vaak individuen op die beter aangepast zijn aan de natuur

Slide 10 - Quizvraag

Door het meanderen van een rivier in het tropisch regenwoud raken enkele tientallen vierkante kilometers woud geïsoleerd van de rest.
In de daar levende kleine groep van een bepaalde apensoort blijken na 20 jaar heel andere allelfrequenties voor te komen dan bij de grote groep verderop.
– Wat is de oorzaak daarvan?
– Welke naam wordt gebruikt voor dit verschijnsel?
A
Geen toeval, Natuurlijke selectie
B
Geen toeval, Genetic drift
C
Toeval, Natuurlijke selectie
D
Toeval, Genetic drift

Slide 11 - Quizvraag

In de afbeelding zie je een skelet en versteende afdruk van een zee-egel. Is het skelet een fossiel? En zijn de versteende afdrukken fossielen?
A
alleen het skelet is een fossiel
B
alleen de versteende afdruk is een fossiel.
C
beide zijn fossielen
D
geen van beide zijn fossielen

Slide 12 - Quizvraag

Er zijn veel fossielen gevonden van eieren van dinosauriers. Doordat eieren van vissen ander gebouwd zijn dan eieren van reptielen, vindt met zelden fossielen van eieren van vissen. Door welk verschil in bouw vind met wel fossielen van eieren van dino's en niet van vissen?
A
Dinosauriers leefden eerder dan vissen en konden zo al fossiel worden (bij vissen komt dit nog).
B
Verschil in taaie / zachte buitenlaag
C
Vissen leggen geen eieren, dit is een onzinvraag.
D
Baby dinosauriers in het ei zijn steviger en vullen het ei beter op (in tegenstelling tot vissen).

Slide 13 - Quizvraag

Koolstof-14 heeft een halfwaardetijd van 5730 jaar. Van een schedel is bepaald dat de activiteit van de aanwezige koolstof-14 nog maar 1,56 % is van de oorspronkelijke waarde.

Bereken de ouderdom van deze schedel

Slide 14 - Open vraag