Bezittelijke voornaamwoorden Quiz voor NT2 studenten
Bezittelijke voornaamwoorden Quiz voor NT2 studenten
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Bezittelijke voornaamwoorden Quiz voor NT2 studenten
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat weet je al over bezittelijke voornaamwoorden in het Nederlands?
Slide 2 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoelen
- Kunnen definiëren wat bezittelijke voornaamwoorden zijn - Kunnen herkennen van bezittelijke voornaamwoorden - Kunnen correct gebruik van bezittelijke voornaamwoorden toepassen
Slide 3 - Tekstslide
Introduceer de leerdoelen van de les en stel vast wat studenten na afloop van de les moeten kunnen.
Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden die gebruikt worden om te laten zien van wie iets is.
Slide 4 - Tekstslide
Leg uit wat bezittelijke voornaamwoorden zijn en geef voorbeelden.
Welke bezittelijke voornaamwoorden zijn er?
In het Nederlands hebben we 4 bezittelijke voornaamwoorden: mijn, jouw, zijn/haar en ons/jullie/hun.
Slide 5 - Tekstslide
Leg de verschillende bezittelijke voornaamwoorden uit en geef voorbeelden.
Welk bezittelijk voornaamwoord is correct?
Is het 'Dat is (jouw/mijn) fiets'?
Slide 6 - Tekstslide
Laat de studenten raden welk bezittelijk voornaamwoord correct is en leg uit waarom.
Wat is de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord?
Wat is de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord in de zin 'Ik hou van (jou/jouw) hond'?
Slide 7 - Tekstslide
Laat de studenten raden welk bezittelijk voornaamwoord correct is en leg uit waarom.
Wat is de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord?
Wat is de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord in de zin 'Wij houden van (ons/onze) familie'?
Slide 8 - Tekstslide
Laat de studenten raden welk bezittelijk voornaamwoord correct is en leg uit waarom.
Welk bezittelijk voornaamwoord hoort bij welk persoon?
Welk bezittelijk voornaamwoord hoort bij 'ik'?
Slide 9 - Tekstslide
Laat de studenten raden welk bezittelijk voornaamwoord bij welk persoon past en leg uit waarom.
Welke zin is correct?
Is het 'Ik hou van mijn kat' of 'Ik hou van me kat'?
Slide 10 - Tekstslide
Laat de studenten raden welke zin correct is en leg uit waarom.
Wat is de juiste zin?
Is het 'Hij heeft (zijn/zijn's) boek verloren'?
Slide 11 - Tekstslide
Laat de studenten raden welke zin correct is en leg uit waarom.
Quiz
Laat de studenten een quiz maken waarbij ze de juiste vorm van het bezittelijk voornaamwoord moeten invullen in een zin.
Slide 12 - Tekstslide
Laat de studenten een quiz maken om hun kennis te testen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 13 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 14 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 15 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.