11. Lezen en luisteren

Lezen en luisteren
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen en luisteren

Slide 1 - Tekstslide

VANDAAG: HERHALING
1.  tekstdoelen en tekstsoorten
2.  onderwerp en hoofdgedachte
4.  inleiding, kern, slot
     3a) functies van de inleiding
     3b) wat staat er in de kern 
     3c) functies van het slot
5. samenhang door signaalwoorden
6. hoofd- en bijzaken
7. informatie (feit) en mening

Slide 2 - Tekstslide

1. TEKSTDOELEN en TEKSTSOORTEN
-

Slide 3 - Tekstslide

Onderwerp
- Waar gaat de tekst of het luisterfragment over?
- de rode draad
- één tot drie woorden


Examen:
- Wat is het onderwerp van deze tekst?
-Wat is het deelonderwerp van alinea 1?
- wat is het onderwerp van dit luisterfragment?
Hoofdgedachte
- Het belangrijkste wat een schrijver/spreker over het onderwerp duidelijk wil maken. 
- Een hele zin/korte samenvatting.


Examen:
- Wat is de hoofdgedachte van tekst 3?
- wat is de hoofdgedachte van dit luisterfragment? 

Slide 4 - Tekstslide

3. Inleiding, kern en slot
Teksten hebben een inleiding, kern en slot

Deze moet jij kunnen herkennen.

Slide 5 - Tekstslide

3a) INLEIDING
Functies kunnen zijn:
- De aandacht van de lezers trekken
- Het onderwerp introduceren / wat er gaat komen 
- Een vraag stellen

Slide 6 - Tekstslide

3b) KERN
De kern is het middenstuk van de tekst en kan uit meerdere alinea's bestaan.

De verschillende deelonderwerpen komen aan de orde: elke alinea heeft er één. Dat zie je terug aan de tussenkopjes, de titel van de alinea. 

In de kern wordt het onderwerp verder uitgewerkt. 

Slide 7 - Tekstslide

3c) SLOT
Functies kunnen zijn: 
- Een samenvatting geven
- Een conclusie trekken
- Een toekomstverwachting schetsen
- Een aanbeveling doen

Slide 8 - Tekstslide

4. Samenhang door signaalwoorden
Signaalwoorden geven een signaal af aan de rest van de zin.
Het zijn woorden als 'omdat, daardoor, doordat, maar, ten eerste, ten tweede' (enz.)

Hoe herken je het:
- Staat het in de zin (90 %), dan staat er altijd een komma vóór. 
'Je kunt niet mee, omdat ik met de fiets ga'
- Soms staat het vooraan de zin (10 %). 'Echter,' 'Kortom,'. 

Slide 9 - Tekstslide


  Op welk tekstverband wijst het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
tijd
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 10 - Quizvraag

5. Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken: zonder deze informatie kun je een tekst niet begrijpen.
Ik ga naar het station.

Bijzaken: informatie die weggelaten kan worden.
... op mijn nieuwe, groene fiets, die ik voor mijn verjaardag heb gekregen van mijn grootouders. 

Slide 11 - Tekstslide

6. Informatie (feit) en mening
Een informatieve tekst bestaat uit feiten. Die kan je controleren, bijvoorbeeld informatie uit een woordenboek. Of informatie uit een onderzoek. 


Een mening is een conclusie van één persoon. Een mening kan veranderen. 

Slide 12 - Tekstslide

Lezen en luisteren 
Maandag 10 februari 2025
09.00-10.30 uur* in L238
CE Nederlands Lezen & Luisteren
ZwoGd32, ZwoGd42

herhaling van de Bouwstenen van vorig jaar
goed luisteren
goed lezen

Slide 13 - Tekstslide

OEFENEN

- Oefenen via mbo-oefenomgeving.facet.onl/facet-openbaar-portaal/



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

EINDE VAN DE LES
Volgende week gaan we starten met de voorbereiding op het mondelinge examen. 

Slide 16 - Tekstslide