Geef 2 voorbeelden van het levenskenmerk stofwisseling
Slide 9 - Open vraag
Geef 2 levenskenmerken van een paardenbloem
Slide 10 - Open vraag
Leerdoel van deze les
Je kunt de organisatieniveaus binnen een organisme benoemen en beschrijven.
Slide 11 - Tekstslide
Orgaanstelsels
Grotere organismen hebben orgaanstelsels. Het verteringsstelsel en het ademhalingsstelsel zijn voorbeelden van orgaanstelsels. Een orgaanstelsel bestaat uit samenwerkende organen.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Organen
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
De lever hoort bij het
A
Bloedvatenstelsel
B
Voortplantingstelsel vrouw
C
Zenuwstelsel
D
Verteringstelsel
Slide 20 - Quizvraag
Zet op volgorde van groot naar klein
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cel
Organisme
Slide 21 - Sleepvraag
De aorta hoort bij het
A
Ademhalingsstelsel
B
Spierstelsel
C
Zenuwstelsel
D
Bloedvatenstelsel
Slide 22 - Quizvraag
MOLECUUL
ATOOM
ORGAAN
ORGANISME
ORGAANSTELSEL
WEEFSEL
CEL
Slide 23 - Sleepvraag
Zet van klein naar groot
A
Weefsel, cel, orgaan
B
cel, weefsel, orgaan
C
orgaan, cel, weefsel
D
cel, orgaan, weefsel
Slide 24 - Quizvraag
Organisatieniveau van groot naar klein
A
orgaan -organisme -weefsel -cel -organenstelsel
B
organisme- organenstelsel- orgaan - weefsel - cel
C
weefsel - cel- orgaan - organisme- organenstelsel
D
organenstelsel- orgaan - organisme - weefsel- cel
Slide 25 - Quizvraag
Het skelet is een ...
A
organisme
B
orgaanstelsel
C
orgaan
D
cel
Slide 26 - Quizvraag
Welk orgaan is dit?
A
Maag
B
Long
C
Darmen
D
Lever
Slide 27 - Quizvraag
Aan de slag
Lezen: basisstof 1.2
Maken: opdracht 1 t/m 7. Opdracht 3 maak
je in je schrift.
Slide 28 - Tekstslide
Wat is een weefsel
A
Cellen in verschillende organen met een vorm en functie
B
de cellen in een orgaan
C
Een groep cellen met dezelfde vorm en functie
Slide 29 - Quizvraag
Wat is tussencelstof?
A
materiaal dat zich tussen en rond cellen bevindt
B
materiaal dat zich tussen en buiten de cellen bevindt
C
cellen die zich tussen en rond de cellen bevinden
D
geen van deze antwoorden
Slide 30 - Quizvraag
Tussencelstof komt voor bij
A
kraakbeenweefsel
B
beenweefsel
C
beiden
D
geen van beiden
Slide 31 - Quizvraag
Wat voor weefsel is dit?
A
kraakbeenweefsel
B
huidweefsel
C
botweefsel
D
spierweefsel
Slide 32 - Quizvraag
Wat is een orgaan?
A
Een orgaan is een deel van een organisme met een of meer functies
B
Een orgaan is een deel van het menselijk lichaam met een of meer functies
C
Groep organen met dezelfde functie
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 33 - Quizvraag
Weet je het nu?
Kun je nu de organisatieniveaus binnen een organisme benoemen en beschrijven?