Deel 2: Leesvaardigheid - begrippen - examen Nederlands vmbo

Publiek
Een goede schrijver houdt bij het schrijven van zijn teksten rekening met zijn publiek. Hij past zijn toon en taalgebruik aan bij wat zijn publiek verwacht en ook houdt hij rekening met wat al bekend is over het onderwerp. Een schrijver kan zijn tekst voor verschillende soorten publiek schrijven:
Een breed publiek, een kleiner publiek, een publiek van één persoon of een kleine groep mensen.De schrijver wil dat zijn publiek, waarvoor hij de tekst schrijft, de tekst interessant vindt. 
 


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Publiek
Een goede schrijver houdt bij het schrijven van zijn teksten rekening met zijn publiek. Hij past zijn toon en taalgebruik aan bij wat zijn publiek verwacht en ook houdt hij rekening met wat al bekend is over het onderwerp. Een schrijver kan zijn tekst voor verschillende soorten publiek schrijven:
Een breed publiek, een kleiner publiek, een publiek van één persoon of een kleine groep mensen.De schrijver wil dat zijn publiek, waarvoor hij de tekst schrijft, de tekst interessant vindt. 
 


Slide 1 - Tekstslide

Examen Nederlands deel 1

Slide 2 - Tekstslide

LEESVAARDIGHEID - BEGRIPPEN
Wat moet je kunnen?

De begrippen toepassen

Slide 3 - Tekstslide

LEESVAARDIGHEID - BEGRIPPEN
Wat moet je kennen?

Betekenis van de volgende begrippen:
titel, tussenkopje, alinea, tekstdoel, leesdoel, leesstrategie, tekstsoort, publiek, inleiding, slot, tekstverband, onderwerp, hoofdgedachte, kernzin, citeren, signaalwoord, feit, mening, argument.

Slide 4 - Tekstslide

LEESVAARDIGHEID - BEGRIPPEN
titel, tussenkopje en alinea's
Bijna elke tekst heeft een titel. Deze kan twee functies hebben:
  1. Het onderwerp noemen
  2. Een aanwijzing geven over het onderwerp
(Een krant heeft geen titel, maar een kop of een kopje)

Een tussenkopje is een titel ín een tekst, die aangeeft waarover een tekstgedeelte gaat.

Alinea's zijn groepjes zinnen in een tekst die qua inhoud bij elkaar horen.


Slide 5 - Tekstslide

Markeer in de tekst: 'Steeds jonger gehoorschade:

- tussenkopjes
- geef aan hoeveel alinea's er zijn

Slide 6 - Tekstslide

wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 7 - Open vraag

Soorten titels
Motiverende titel: Een titel die je aanzet tot lezen

Informerende titel: titel die je informeert over de inhoud

Overtuigende titel: een titel die een mening heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Wat voor titel is: Steeds meer jongeren gehoorschade?

Slide 9 - Open vraag

Tekstopmaak
Tussenkopje
Tussenkopje
Titel

Slide 10 - Tekstslide

LEESVAARDIGHEID - BEGRIPPEN
leesstrategieën
Een leesstrategie is een hulpmiddel dat de lezer kan inzetten om de tekst te begrijpen. Je hebt 6 leesstrategieën:
  1.  oriënterend
  2.  globaal
  3. precies
  4. zoekend
  5.  kritisch
  6. studerend

Slide 11 - Tekstslide

Leesdoel Leesstrategie Aanpak

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

LEESVAARDIGHEID - BEGRIPPEN
tekstdoelen, leesdoelen, tekstsoorten en publiek
Leesdoel: de bedoeling van de lezer. De schrijver 
houdt bij het schrijven van zijn tekst rekening 
met het leesdoel.

Tekstdoel: de bedoeling van de schrijver met 
zijn tekst. Het tekstdoel past bij het leesdoel. 
Als je het tekstdoel kent, kan je de tekst beter 
begrijpen.



Slide 14 - Tekstslide

Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 15 - Tekstslide

wat is het tekstdoel van deze tekst?

Slide 16 - Open vraag

Wie is je publiek?

Slide 17 - Tekstslide

Wie is het publiek?

Slide 18 - Tekstslide

wie is het publiek van deze tekst?

Slide 19 - Open vraag

Examen Nederlands deel 2

Slide 20 - Tekstslide

inhoud
- vorige les; wat weten we nog
- vandaag: signaalwoorden

Slide 21 - Tekstslide

LEESVAARDIGHEID - BEGRIPPEN
tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

LEESVAARDIGHEID - BEGRIPPEN
feit, mening, argument
Betekenis
Voorbeeld
Feit
Staat altijd vast,  kun je controleren
Het Dockinga College staat in Dokkum
Mening
Persoonlijk, wat iemand vindt
Het Dockinga College is een leuke school!
Argument
Uitleg waarom je iets vindt of waarom iets zo iets
'Omdat zij daar de leukste en beste docenten hebben.'

Slide 24 - Tekstslide

LEESVAARDIGHEID - BEGRIPPEN
citeren
Wat is een citaat/citeren?
Als je precies zegt/schrijft wat iemand gezegd/geschreven heeft (= citeren).

Hoe citeer je?
Je zet de zin tussen aanhalingstekens. 
Bijv. "De wetenschapper kwam tot de conclusie dat zijn onderzoek nutteloos was." (r. 12)
Of: "De wetenschapper...nutteloos was."(r. 12)

Slide 25 - Tekstslide

LEESVAARDIGHEID - BEGRIPPEN
termen
aspecten: kanten of onderdelen van een bepaalde zaak.
conclusie: besluit na onderzoek.
samenvatting: korte weergave van voorgaande tekst.
aanbeveling: advies.
verklaring: zeggen hoe het komt of wat de reden is.


Slide 26 - Tekstslide

Ga oefenen op
www.eindexamensite.nl

Slide 27 - Tekstslide