Grammatica Unit 3


Comparisons
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Comparisons

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk jij dat een comparison is?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Degrees of comparison.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons:
The King is the ___________
A
more powerful
B
powerfuller
C
powerfullst
D
Most powerful

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons: hoe maak je een comparison?
A
er - est
B
er - est/more - most
C
more - most
D
er - more - most

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the comparison:
bad - ____ - _____
A
badder, baddest
B
worse, worst
C
more bad, most bad
D
more worse, most worst

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Comparisons: welke is onjuist?
A
big - biger - biggest
B
good - better - best
C
busy - busier -busiest
D
nice - nicer - nicest

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap de comparisons
A
Volledig!
B
Helemaal niet!
C
Redelijk
D
Een beetje

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
What is the Present Continuous?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

present continuous
  • De present continuous is een vorm van de tegenwoordige tijd.
  • Je gebruikt de present continuous bij gebeurtenissen die:
  •    nu bezig of                        
  •    nu aan de gang zijn

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
Which sentence is in the present continuous?
A
David works every day.
B
David is taking a shower at the moment.
C
David has lost his keys
D
David lost his keys.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:
Which sentence is in the present continuous?
A
He was working late.
B
He is working late.
C
He worked late.
D
He has worked late.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?
A
Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
B
Iets dat NU aan de gang is.
C
Iets dat is gebeurd in het verleden.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
We hadn't been there!
B
We weren't going to go there.
C
We have never been there.
D
We are never going to go there again!

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
Pick the present continuous.
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 17 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Wat is de present continuous?
A
calls
B
is calling

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple vs. Present continous

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple vs. Present Continous
  • Present simple: feiten, gewoonten, regelmatigheden 
    > SHIT regel

  • Present continuous: dingen die op het moment van spreken plaatsvinden. Doorgaande activiteit. 
    > werkwoord + ing.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple vs Present continous
Fill in the blanks with the Present Simple or Present Continuous: 

  1. What time ________________ (you / wake up) on weekdays? 
  2. Miss Clara __________________ (take) a violin class every Wednesday. 
  3. I usually ____________ (not / work) on Sundays but today I _______________ (work). 
  4. I __________________ (not / solve) some math problems at the moment.  
  5. Don’t forget to take your coat, it ___________________ (be) cold outside. 
  6. My grandfather often _________________ (come) over for dinner at the weekends.
  7. What ____________ (we / have) for dinner tonight? 
  8. She _________________ (work) as a secretary in a big company. 
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RECAP: PRESENT SIMPLE VS PRESENT CONTINOUS
  1. (you / come) tonight?
  2. (he / eat) rice every day?
  3. I (work) at the moment.
  4. (he / come) to London often?
  5. He (play) tennis now.
  6. They (not / come) to the party tomorrow.
  7. They (go) to a restaurant every Saturday.
  8. You usually (arrive) late.
timer
2:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

RECAP: PRESENT SIMPLE VS PRESENT CONTINOUS
  1. Are you coming tonight?
  2. Does he eat rice every day?
  3. I am working at the moment.
  4. Does he come to London often?
  5. He is playing tennis now.
  6. They are not coming to the party tomorrow.
  7. They go to a restaurant every Saturday.
  8. You usually arrive late.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies