Wat zijn de vormen van het pers. vnw. als onderwerp
en als meewerkend voorwerp?
ik - je mij - me mij - me
jij - tu jou - te jou - te
hij - il hem - lui hem - le
zij - elle haar - lui haar - la
wij - nous ons - nous ons - nous
u/jullie - vous jullie/u - vous jullie/u - vous
zij - ils/elles hen - leur hen - les