H1.2 | Een winstgevende kolonie

1.2 | Een winstgevende kolonie

1.2a | De koloniale samenleving
opdrachten 1 t/m 7
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.2 | Een winstgevende kolonie

1.2a | De koloniale samenleving
opdrachten 1 t/m 7

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt de positie van verschillende groepen in de koloniale samenleving beschrijven.

In de koloniale samenleving was een kleine groep witte Nederlandse mannen het machtigst.
Uit de relaties tussen Nederlanders en mensen uit de inheemse bevolking kwamen kinderen voort. Deze kinderen vormden een aparte groep en werden indo’s genoemd en kregen geen belangrijke functies in het bestuur. Binnen de groep indo’s bestonden ook weer verschillende sociale lagen. Dit hield verband met de huidskleur: hoe lichter de huid, hoe hoger de status.
Vrouwen mochten zich, net als in Nederland, niet bezighouden met de politiek of het bedrijfsleven (= racisme). Javaanse adellijke vrouwen eisten eind 19e eeuw steeds vaker dezelfde mogelijkheden. Velen van hen kregen geen onderwijs, werden (soms al als kind) uitgehuwelijkt en mochten geen beroep uitoefenen.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt de positie van verschillende groepen in de koloniale samenleving beschrijven.

In Nederlands-Indië werkten duizenden slaven, bijvoorbeeld in de landbouw of als sjouwer in de haven. In totaal zijn tussen 1600 en 1800 naar schatting 500.000 mensen als slaaf naar VOC-gebieden in Azië gebracht. Ze kwamen uit Afrika, maar ook uit India, China en uit Nederlands-Indië zelf.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1
a.
Hieronder staan vier groepen uit de koloniale samenleving. Zet ze op volgorde van hun status: begin met de groep met de hoogste status.
A Indo’s
B Inheemse boeren
C Slaven
D Witte Nederlanders
De juiste volgorde is: 
  • D, A, B, C.

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 1
b.
Zet achter elke beschrijving de juiste groep. Kies uit: indo’s • Nederlanders • slaven • vrouwen. Er blijft één groep over.

Zij kregen alleen minder belangrijke banen: .
Zij mochten geen beroep uitoefenen: 
Zij moesten werken onder dwang

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 1
b.
Zet achter elke beschrijving de juiste groep. Kies uit: indo’s • Nederlanders • slaven • vrouwen. Er blijft één groep over.

  • Zij kregen alleen minder belangrijke banen: Indo's.
  • Zij mochten geen beroep uitoefenen: vrouwen.
  • Zij moesten werken onder dwang: slaven.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1
c.
Waarom kwamen er tot 1880 alleen Nederlandse mannen naar de kolonie?
  • De Nederlanders werden ingezet om de kolonie te besturen of om in het leger te werken. Dat deden alleen mannen.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 1
d.
Hieronder staan vier feiten over de samenleving in Nederlands-Indië. Welk feit is een voorbeeld van racisme?
A Javanen van adel konden makkelijker hun positie verbeteren dan arme Javanen.
B Nederlanders mochten alleen met inheemse vrouwen trouwen die christelijk waren.
C Voor de inheemse bevolking golden andere wetten dan voor de Nederlanders.
D Vrouwen mochten niet stemmen bij verkiezingen of meepraten over het bestuur.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 1
d.
Hieronder staan vier feiten over de samenleving in Nederlands-Indië. Welk feit is een voorbeeld van racisme?
A Javanen van adel konden makkelijker hun positie verbeteren dan arme Javanen.
B Nederlanders mochten alleen met inheemse vrouwen trouwen die christelijk waren.
C Voor de inheemse bevolking golden andere wetten dan voor de Nederlanders.
D Vrouwen mochten niet stemmen bij verkiezingen of meepraten over het bestuur.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2
a. 
Wat zegt deze bron over de positie van de inheemse bevolking in de koloniale samenleving?
  • De inheemse mensen waren vooral werkkrachten voor hun vorsten en het Nederlandse bestuur. Zij hadden weinig invloed. Zij hadden dus een lage positie.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 2
b.
Leg uit, met behulp van de foto, dat er ook al vóór het ontstaan van de koloniale samenleving sociale verschillen bestonden.
  • Inheemse volken hadden al een eigen samenleving, dus bijvoorbeeld ook een leider, zoals de regent in deze bron.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 2
c.
Leg uit dat de ongelijkheid in de koloniale samenleving een voorbeeld van racisme is, en de ongelijkheid in de inheemse samenleving niet.
Doe het zo:
Ongelijkheid in de koloniale samenleving is een voorbeeld van racisme, omdat huidskleur iemands positie bepaalde.
Ongelijkheid in de inheemse samenleving is geen voorbeeld van racisme, omdat deze ongelijkheid niet was gebaseerd op huidskleur.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 3
In de koloniale samenleving bestonden veel sociale verschillen.
Welke twee sociale verschillen kon Dewi Sartika kleiner maken met haar acties? Doe het zo:
– Ze verkleinde het sociale verschil tussen mannen en vrouwen , want vrouwen konden nu naar school, net als mannen.
– Ze verkleinde ook het sociale verschil tussen inheemse vrouwen en Nederlandse vrouwen , want inheemse vrouwen konden nu naar school, net als Nederlandse vrouwen.

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk
H1.2b | Het cultuurstelsel
blz. 18 en 19
maken opdrachten 4 t/m 7 + leerdoel 

Slide 15 - Tekstslide

1.2b | Het cultuurstelsel

Slide 16 - Tekstslide

leerdoel
Je kunt uitleggen waarom het cultuurstelsel werd ingevoerd en weer afgeschaft.

Het cultuurstelsel was een economisch systeem waarbij de boeren op één vijfde deel van hun grond cultuurproducten, zoals koffie, suiker en tabak, moesten verbouwen.
De boeren moesten deze producten afstaan aan Nederland, dat ze in Europa verkocht. Zo kwam Nederland zonder veel inspanning aan grote hoeveelheden landbouwproducten, die veel geld opleverden.
Vanuit Nederland ontstond kritiek, van liberalen en socialisten,  op de behandeling van Javaanse boeren.

Slide 17 - Tekstslide

leerdoel
Je kunt uitleggen waarom het cultuurstelsel werd ingevoerd en weer afgeschaft.

De liberalen hadden kritiek op de regering. Die bemoeide zich te veel met de economie van Nederlands-Indië. De liberalen geloofden dat een vrije economie, waarin ondernemers vrij waren om bedrijven op te richten, ook in Nederlands-Indië het beste was. Het Nederlandse parlement besloot het cultuurstelsel in 1870 af te schaffen.

liberalisme, een politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor burgers en bedrijven.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Opdracht 4
a.
Hoe verdiende Nederland geld in Oost-Indië tijdens de periode van de VOC (1)? En in de tijd van het cultuurstelsel (2)? Doe het zo:
  1. Tijdens de periode van de VOC verdiende Nederland geld door handel te drijven in kostbare specerijen.
  2. Maar in de tijd van het cultuurstelsel verdiende Nederland geld door boeren te dwingen een deel van hun grond te bebouwen met producten voor Nederland.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 4
b.
Leg uit dat het cultuurstelsel mogelijk werd door veranderingen in het bestuur in Nederlands-Indië na 1798. Maak de zinnen kloppend.

De Nederlandse staat / VOC werd na 1798 eigenaar van Nederlands-Indië en veroverde veel meer gebied in de binnenlanden. In deze gebieden kwam een indirect / onafhankelijk bestuur. De Nederlandse staat had dus meer controle over Javaanse boeren / Nederlandse handelaren en kon hen dwingen om voor Nederland te werken.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 4
b.
Leg uit dat het cultuurstelsel mogelijk werd door veranderingen in het bestuur in Nederlands-Indië na 1798. Maak de zinnen kloppend.

De Nederlandse staat / VOC werd na 1798 eigenaar van Nederlands-Indië en veroverde veel meer gebied in de binnenlanden. In deze gebieden kwam een indirect / onafhankelijk bestuur. De Nederlandse staat had dus meer controle over Javaanse boeren / Nederlandse handelaren en kon hen dwingen om voor Nederland te werken.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 4
c.
Multatuli schreef over de uitbuiting van de Javaanse boeren. Wat is uitbuiting?
  • Mensen onder slechte omstandigheden voor je laten werken om er zelf geld mee te verdienen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Opdracht 5
a.
Waarom werd het cultuurstelsel afgeschaft?
Twee antwoorden zijn goed.

A Het cultuurstelsel kostte meer geld dan het opleverde.
B Javaanse boeren wilden meer vrijheid.
C Liberalen hadden kritiek op het systeem van vrije economie.
D Nederlanders hadden kritiek op de werkomstandigheden.
E Nederlandse ondernemers wilden zelf bedrijven beginnen.

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 5
b.
Leg uit dat het cultuurstelsel botste met de ideeën van het liberalisme. Doe het zo:
Volgens het cultuurstelsel mochten ...........

Dit botste met de ideeën van de liberalen, want .......

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 5
b.
Leg uit dat het cultuurstelsel botste met de ideeën van het liberalisme. Doe het zo:
  • Volgens het cultuurstelsel mochten ondernemers geen bedrijf in Nederlands-Indië beginnen
  • Dit botste met de ideeën van de liberalen, want liberalen vonden het juist belangrijk dat er zoveel mogelijk economische vrijheid was.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 6
Iemand beweert: ‘Ondanks de afschaffing van slavernij in 1860 bleef onvrijheid in Nederlands-Indië bestaan.’
Geef hiervoor twee argumenten.
  1. Veel Nederlanders bleven stiekem met slaven werken.
  2. Bij het cultuurstelsel was ook sprake van veel dwang. 

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 7
a.
Welke ontwikkeling zie je in de bron?
  • Er komen steeds meer technici voor suikerfabrieken naar Java.

b.
Leg uit dat deze ontwikkeling verband houdt met het cultuurstelsel.
  • Volgens het cultuurstelsel moesten boeren bijvoorbeeld suiker verbouwen, dus er waren meer werknemers in de suikerindustrie nodig.

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 7
c.
Waarom zou de staat deze technici helemaal uit Nederland halen, in plaats van mensen op Java op te leiden tot technicus? Bedenk een verklaring.
Bijvoorbeeld:
  • De staat zag de Javaanse bevolking als minderwaardig, dus Javanen kregen geen belangrijke beroepen. 
  • De Javaanse bevolking kon de opleidingen tot technicus niet volgen.
  • Dat kostte te veel tijd, de staat wilde vooral snel winst maken.

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
H1.2c | Ondernemers en contractarbeiders
blz. 20 en 21
maken opdrachten 8 t/m 11 + leerdoel

Slide 31 - Tekstslide

Deze les...

  • Wat is het leerdoel (en antwoord)?
  • Uitleg video 'Slavernij in Nederlands-Indië
  • nakijken opdrachten 8 t/m 11 

Slide 32 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt uitleggen wat de vrije economie betekende voor  ondernemers en contractarbeiders.

Na de afschaffing van het cultuurstelsel nam het aantal Nederlandse ondernemers dat grote landbouwbedrijven stichtte, snel toe. Ook de mijnbouw (aardolie, steenkool en tin) en de winning van rubber en palmolie kwamen in handen van ondernemers. De ondernemingen maakten enorme winsten. Het werk werd gedaan door loonarbeiders uit de plaatselijke bevolking.
Op Sumatra konden de ondernemers niet genoeg arbeiders vinden. Daarom haalden zij honderdduizenden contractarbeiders / koelies van andere eilanden in Nederlands-Indië of uit andere landen. Maar op een plantage verdienden zij zo weinig dat het bijna nooit lukte om het voorschot terug te betalen. Daardoor moesten ze heel lang op een plantage blijven werken. 

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Opdracht 8
a.
Had de afschaffing van het cultuurstelsel het effect waar liberalen op hoopten? Leg je antwoord uit.
  • Ja, want veel Nederlandse ondernemers begonnen een bedrijf in Nederlands-Indië en maakten daarmee grote winst.

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht 8
b.
Sommige mensen dachten dat de vrije economie voor Javaanse boeren beter zou zijn.
Was dit ook zo? Leg je antwoord uit. 
  • Nee. Voor de boeren veranderde weinig, want ze moesten nog steeds hard werken voor weinig geld.

Slide 36 - Tekstslide

Opdracht 9
a.
Welke uitspraak over contractarbeiders is juist?
A Contractarbeiders kwamen niet uit Nederlands-Indië.
B Contractarbeiders noemden zichzelf ook wel koelies.
C Contractarbeiders ontvingen een voorschot op hun loon.
D Contractarbeiders waren vooral nodig op Java.

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 9
b.
Noem een overeenkomst en een verschil tussen de positie van contractarbeiders en de positie van boeren onder het cultuurstelsel.
Overeenkomst: 
  • Beide groepen werden uitgebuit en moesten voor weinig geld heel hard werken.
Verschil: 
  • boeren bewerkten in het cultuurstelsel hun eigen grond, terwijl contractarbeiders op andermans grond werkten en op de plantage gevangenzaten.

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht 9
c.
Contractarbeiders konden moeilijk protesteren tegen hun positie. Noem twee redenen die je hiervoor ziet in de tekst.
Bijvoorbeeld: 
  1. Ze werden snel gestraft. 
  2. Ze spraken de taal niet. 
  3. Ze kenden niemand in de omgeving. 
  4. De regering steunde de plantagebazen.

Slide 39 - Tekstslide

Opdracht 10
Hieronder staan twee uitspraken over slavernij in Oost-Indië.
Leg voor elke uitspraak uit of deze ook gold voor contractarbeiders.

De Nederlandse overheid had wetten die slavernij regelden. 
  • Dit gold ook voor contractarbeiders: er bestond een ‘koelieordonnantie’.
Slaven werden gezien als bezit en kregen dus geen loon. 
  • Dit gold niet voor contractarbeiders: ze werkten met een contract, kregen een voorschot en een laag loon.

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 11
Dit rapport werd naar Nederland gestuurd, maar de minister van Koloniën hield het geheim.
Waarom zou hij dat doen?
  • Het rapport liet zien dat Nederland toestond dat contractarbeiders heel slecht behandeld werden. De minister wilde geen kritiek krijgen.
  • De minister vond de winst van de ondernemers belangrijker dan het welzijn van de contractarbeiders.

Slide 41 - Tekstslide

Huiswerk
H1.3 | Nationalisme
lezen blz. 22 t/m 25
maken opdrachten 1 t/m 7

H1.3 | Nationalisme
lezen blz. 26 en 27
maken opdrachten 9 t/m 12

Slide 42 - Tekstslide