Je kunt de positie van verschillende groepen in de koloniale samenleving beschrijven.
In de koloniale samenleving was een kleine groep witte Nederlandse mannen het machtigst.
Uit de relaties tussen Nederlanders en mensen uit de inheemse bevolking kwamen kinderen voort. Deze kinderen vormden een aparte groep en werden indo’s genoemd en kregen geen belangrijke functies in het bestuur. Binnen de groep indo’s bestonden ook weer verschillende sociale lagen. Dit hield verband met de huidskleur: hoe lichter de huid, hoe hoger de status.
Vrouwen mochten zich, net als in Nederland, niet bezighouden met de politiek of het bedrijfsleven (= racisme). Javaanse adellijke vrouwen eisten eind 19e eeuw steeds vaker dezelfde mogelijkheden. Velen van hen kregen geen onderwijs, werden (soms al als kind) uitgehuwelijkt en mochten geen beroep uitoefenen.