Molecuulmassa

De MOLECUULMASSA
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De MOLECUULMASSA

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je nodig

Binas tabel 33 of 34

Rekenmachine

Goed lezen en nadenken

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je doen

Zoek op in je Binas tabel 33.

In de tabel staan de namen van de atoomsoorten.

Daar achter staat het symbool, en twee getallen.

Let op wat er boven de getallen staat.

Welk getal heeft er iets te maken met de massa?


De relatieve atoommassa, dit is het tweede getal (het grootste getal)

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je weten

Een molecuul formule bestaat uit symbolen (letters) en soms ook cijfers.

De symbolen geven aan welke deeltjes er in het molecuul zitten.

Ieder symbool bestaat uit één hoofdletter, en vaak ook een kleine letter.

Slide 4 - Tekstslide

Welke stof wordt aangegeven met het symbool N
A
Natrium
B
Stikstof
C
Nobelium
D
Neon

Slide 5 - Quizvraag

Welke stof wordt aangegeven met het symbool Na
A
Natrium
B
Stikstof
C
Nobelium
D
Neon

Slide 6 - Quizvraag

Welke stof wordt aangegeven met het symbool Ne
A
Natrium
B
Stikstof
C
Nobelium
D
Neon

Slide 7 - Quizvraag

Welke stof wordt aangegeven met het symbool C
A
koper
B
koolstof
C
calcium
D
cobalt

Slide 8 - Quizvraag

Welke stof wordt aangegeven met het symbool Cu
A
koper
B
koolstof
C
calcium
D
cobalt

Slide 9 - Quizvraag

Welk element wordt aangegeven met het symbool K
A
koper
B
koolstof
C
kalium
D
krypton

Slide 10 - Quizvraag

Welk element wordt aangegeven met het symbool Au
A
Zilver
B
Platina
C
Goud
D
Aluminium

Slide 11 - Quizvraag

Bestandsdelen

Heb je een molecuul met de formule NaCl kijk ik naar de symbolen.

Ieder symbool moet beginnen met een hoofdletter, ik zie in deze formule dus                                             symbolen



twee

Slide 12 - Tekstslide

Uit welke atoomsoorten bestaat NaCl?

Slide 13 - Open vraag

Bestandsdelen

NaCl bestaat uit Na (= Natrium) en (Cl = Chloor)

Achter ieder symbool staat een getal, als dat is weg gelaten hoort hier het getal 1 te staan. De getallen staan in subschrift

Vul de getallen 1 toch in dan krijg je

Na1Cl1

Slide 14 - Tekstslide

Bestandsdelen

Dus het molecuul NaCl bestaat uit 2 atoomsoorten

De atoomsoorten zijn Natrium (Na) en Chloor (Cl)

Achter het Natrium staat (eigenlijk) een 1 dus ik heb 1 deeltje Natrium.

Achter het Chloor staat (eigenlijk) een 1 dus ik heb 1 deeltje Chloor

Slide 15 - Tekstslide

De massa
Ik kijk nu in Binas (33) en zoek op wat de relatieve atoommassa van natrium en chloor is.

Slide 16 - Tekstslide

De relatieve atoommassa van natrium is
A
11
B
23

Slide 17 - Quizvraag

De relatieve atoommassa van chloor is
A
17
B
35
C
35,5
D
36

Slide 18 - Quizvraag

Massa

Je vermenigvuldigt de relatieve atoommassa met het aantal deeltjes in het molecuul.

Natrium = 1 deeltje x 23 = 23

Chloor = 1 deeltje x 35,5 = 35,5

De antwoorden tel je op en je schrijft de eenheid u (van unit) achter je antwoord.

Slide 19 - Tekstslide

Nog een voorbeeld

De stof is aluminiumoxide, de formule is Al2O3

Welke deeltjes?


Hoeveel van elk deeltje?


De relatieve atoommassa's van de deeltjes?

Al = Aluminium

O = zuurstof

Al => 2 x

O => 3 x

Al = 27

O = 16

Slide 20 - Tekstslide

Nog een voorbeeld

De stof is aluminiumoxide, de formule is Al2O3

Welke deeltjes?  Aluminium en Zuurstof


Hoeveel van elk deeltje? 2 x Al; 3 x O


De relatieve atoommassa's van de deeltjes? Al = 27; O = 16

Slide 21 - Tekstslide

Nog een voorbeeld

De stof is aluminiumoxide, de formule is Al2O3

Berekening:

Al: 2 deeltjes x 27 = 54

O: 3 deeltjes x 16 =  48

54 + 48 = 102 u

Slide 22 - Tekstslide

Bereken de massa van aardgas
(CH4)

Slide 23 - Open vraag

Bereken de massa van ijzerroest
(Fe2O3)

Slide 24 - Open vraag