In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Binas tabel 33 of 34
Rekenmachine
Goed lezen en nadenken
Zoek op in je Binas tabel 33.
In de tabel staan de namen van de atoomsoorten.
Daar achter staat het symbool, en twee getallen.
Let op wat er boven de getallen staat.
Welk getal heeft er iets te maken met de massa?
Een molecuul formule bestaat uit symbolen (letters) en soms ook cijfers.
De symbolen geven aan welke deeltjes er in het molecuul zitten.
Ieder symbool bestaat uit één hoofdletter, en vaak ook een kleine letter.
Heb je een molecuul met de formule NaCl kijk ik naar de symbolen.
Ieder symbool moet beginnen met een hoofdletter, ik zie in deze formule dus symbolen
NaCl bestaat uit Na (= Natrium) en (Cl = Chloor)
Achter ieder symbool staat een getal, als dat is weg gelaten hoort hier het getal 1 te staan. De getallen staan in subschrift
Vul de getallen 1 toch in dan krijg je
Dus het molecuul NaCl bestaat uit 2 atoomsoorten
De atoomsoorten zijn Natrium (Na) en Chloor (Cl)
Achter het Natrium staat (eigenlijk) een 1 dus ik heb 1 deeltje Natrium.
Achter het Chloor staat (eigenlijk) een 1 dus ik heb 1 deeltje Chloor
Je vermenigvuldigt de relatieve atoommassa met het aantal deeltjes in het molecuul.
Natrium = 1 deeltje x 23 = 23
Chloor = 1 deeltje x 35,5 = 35,5
De antwoorden tel je op en je schrijft de eenheid u (van unit) achter je antwoord.
De stof is aluminiumoxide, de formule is Al2O3
Welke deeltjes?
Hoeveel van elk deeltje?
De relatieve atoommassa's van de deeltjes?
Al = Aluminium
O = zuurstof
Al => 2 x
O => 3 x
Al = 27
O = 16
Welke deeltjes? Aluminium en Zuurstof
Hoeveel van elk deeltje? 2 x Al; 3 x O
De relatieve atoommassa's van de deeltjes? Al = 27; O = 16
Berekening:
Al: 2 deeltjes x 27 = 54
O: 3 deeltjes x 16 = 48
54 + 48 = 102 u