In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Examentraining
2016-I tekst 4: Ik eet wat ik wil
Slide 1 - Tekstslide
33. Welke uitspraak over alinea 1 is juist. Alinea 1 bevat een
A
bewering en een onderbouwing van deze bewering.
B
grap als introductie van het tekstonderwerp.
C
standpunt en een anekdote over dit standpunt.
D
verklaring voor de titel boven de tekst.
Slide 2 - Quizvraag
Vraag 34 - 1 punt
In alinea 1 wordt gesproken over de campagne ‘duurzame inzetbaarheid’ en de actie van Bloomberg.
Wat is het gemeenschappelijke doel van deze initiatieven, gelet op de tekst?
Slide 3 - Tekstslide
Vraag 34 - 1 punt
(Het gemeenschappelijke doel is) het beïnvloeden van het eet- en/of
drinkgedrag (van mensen) / het bevorderen van gezondheid/vitaliteit.
Slide 4 - Tekstslide
35. In alinea 3 wordt het tomatensoepexperiment beschreven. Het experiment wordt genoemd om te laten zien dat mensen
A
meestal niet hongerig of vol zijn
B
niet zelf bepalen wat ze consumeren
C
73 procent meer eten dan ze denken
D
zelf bepalen hoeveel ze eten en drinken
Slide 5 - Quizvraag
Vraag 36 - 1 punt
In alinea 4 (regels 51-52) wordt gesproken over opdienen van een
onderzoek door Wansink. Dit zou je als een woordspeling kunnen opvatten omdat opdienen aan de ene kant met het serveren van voedsel te maken heeft en aan de andere kant met het presenteren van een nieuw
onderwerp.
Citeer twee andere woordspelingen uit de tekst die met eten te maken hebben.
Slide 6 - Tekstslide
Vraag 36 - 1 punt
twee van onderstaande:
− ‘getrakteerd’ (regel 2)
− ‘onverteerbaar’ (regels 88-89)
− ‘smakelijk (op te dienen)’ (regel 112)
Slide 7 - Tekstslide
37. Welke rol heeft een voedselpoortwachter bij bedrijven? De voedselpoortwachter
A
bepaalt hoeveel en wanneer het personeel eet.
B
is verantwoordelijk voor de opbrengst van de kantine.
C
selecteert het aanbod voor het personeel.
D
waarschuwt de directie op tijd voor overdaad.
Slide 8 - Quizvraag
38. Welke uitspraak over het zelfinzicht van de consument is blijkens de tekst ‘Ik eet wat ik wil’ inhoudelijk juist?
A
Consumenten kampen met volstrekt verkeerde ideeën over de
intenties van beleidsmakers.
B
De gemiddelde consument beseft heel goed waar de grenzen van
goed en slecht liggen.
C
De meeste consumenten realiseren zich niet dat zij gemakkelijk om de
tuin te leiden zijn.
D
Veel consumenten weten van zichzelf best wel hoe ongezond ze
feitelijk eten en drinken.
Slide 9 - Quizvraag
39. Welke uitspraak over de titel van de tekst is juist, gelet op de strekking van de tekst? De titel verwijst enerzijds naar
A
de uitkomsten van verouderde experimenten en anderzijds naar de
nieuwste inzichten van de moderne wetenschap
B
een kenmerkend misverstand over het menselijke eetgedrag en
anderzijds naar de houding ten aanzien van overheidsbemoeienis.
C
een onbegrensd consumptieaanbod thuis en in bedrijfskantines en
anderzijds naar een onhebbelijke eigenschap van de consument.
D
een volgens onderzoek niet bestaande werkelijkheid en anderzijds
naar een situatie die volgens poortwachters moet veranderen.
Slide 10 - Quizvraag
40. Welke van de onderstaande beweringen is juist, gelet op de inhoud van de tekst. In de tekst
A
worden meningen over de bemoeienissen van de overheid wat betreft
het eetpatroon van mensen naast elkaar gezet en afgekeurd.
B
worden mensen aangespoord om hun eetpatroon aan te passen en
worden tips gegeven op welke manier zij dat het beste kunnen doen.
C
wordt geconstateerd dat onderzoek laat zien dat het eetpatroon van
mensen moeilijker te beïnvloeden is dan uit eerder onderzoek bleek.
D
wordt gesteld dat informatie en voorlichting het eetpatroon van
mensen minder beïnvloeden dan het beperken van
keuzemogelijkheden.
Slide 11 - Quizvraag
41. Welke van de onderstaande zinnen drukt het best uit wat de hoofdgedachte is van de tekst ‘Ik eet wat ik wil’?
A
Beleidsmakers, zoals burgemeesters en staatssecretarissen, zouden
bereid moeten zijn meer naar de burgers te luisteren, om vervolgens
met de juiste maatregelen de poortwachters thuis en in bedrijven op
de goede manier te stimuleren.
B
Burgers hebben de neiging hun eigen inzichten als de juiste te
beschouwen en zijn daarom gekeerd tegen confrontatie met de
inzichten van anderen, ook al zijn die op zuivere experimenten
gebaseerd en daarom moeilijk weerlegbaar.
C
Overheidsbemoeienis met de gezondheid van de burgers stuit op
weerstand en is weinig effectief als die zich tot voorlichting beperkt,
maar kan succesvol zijn als voor de consument het aantal
keuzemogelijkheden wordt teruggebracht.
D
De neiging van de media om negatief te oordelen over de intenties
van de overheid is gebaseerd op zelfoverschatting en op verkeerde
analyses van de psychologische inzichten die een rol spelen bij het
menselijke eetgedrag.
Slide 12 - Quizvraag
Incorrecte formuleringen en onjuist taalgebruik
Voor fouten met betrekking tot incorrecte formuleringen en onjuist taalgebruik kunnen in totaal maximaal 4 scorepunten in mindering worden gebracht volgens
onderstaande aftrekregeling:
0 fouten 0
1 fout of 2 fouten 1
3 of 4 fouten 2
5 of 6 fouten 3
7 of meer fouten 4
Slide 13 - Tekstslide
Bereken je cijfer
Tel het aantal behaalde punten van tekst 1 t/m 4 bij elkaar op.