Fase 1: experimenteerfase Meestal begint het, vaak op jonge leeftijd met experimenteel gebruik: uit nieuwsgierigheid probeert men een bepaald middel uit. Uit tweelingonderzoek blijkt dat het experimenteren met alcohol en drugs vooral sociaal wordt bepaald.
Fase 2: fase van sociaal of geïntegreerd gebruik
De gebruiker zoekt de positieve effecten van het middel en weet dit in zijn leven in te passen zonder dat men er last van heeft. De kans op voortgezet en overmatig gebruik wordt vooral door erfelijke factoren bepaald (genetische kwetsbaarheid).
Fase 3: fase van overmatig en schadelijk gebruik
Het gebruik krijgt een steeds grotere rol in het dagelijks leven. Men gebruikt niet alleen om zich lekker te voelen, maar ook om spanningen en onlust te verdrijven.
Fase 4: de verslavingsfase (saillantie)
In deze fase wordt vrijwel het hele leven door gebruik beheerst. Er zijn schadelijke gevolgen op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied.