1GH paragraaf 7.5

Heb je een telefoon abonnement?
A
Ja
B
Nee
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heb je een telefoon abonnement?
A
Ja
B
Nee

Slide 1 - Quizvraag

Goedemorgen 1H
Wat gaan we vandaag doen?
-Lesdoel voor deze les
-Uitleg: Formules veranderen
Telefoonabonnement
OV-kaart
-Aan de slag / extra uitleg

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel voor deze les
Ik kan een formule aanpassen:
-Door aan te geven of het stijg-/daalgetal veranderd of het begingetal.
-Door gegevens uit een tekst te halen.

Slide 3 - Tekstslide

Formules veranderen
Als je een telefoonabonnement hebt kan het eens zijn dat je bedrag per maand verandert. De formule waarmee je kunt berekenen hoeveel je moet betalen verandert dan.
Bijvoorbeeld:
De prijs van het abonnement van Vodafone kun je berekenen met de formule: prijs in € = 25 + 12,50 x aantal maanden

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel betaal je nu per maand voor het vodafone abonnement?
A
25
B
12,50
C
37,50

Slide 5 - Quizvraag

Wat zouden de €25 kunnen zijn?

Slide 6 - Open vraag

Formules veranderen
Bijvoorbeeld:
De prijs van het abonnement van Vodafone kun je berekenen met de formule: prijs in € = 25 + 12,50 x aantal maanden

Door een prijsverandering moet je meer gaan betalen.
De prijs per maand gaat met €2 per maand omhoog.

Slide 7 - Tekstslide

Als de prijs per maand gaat veranderen, welk getal verandert dan?
A
25
B
12,50

Slide 8 - Quizvraag

De prijs per maand was €12,50 en wordt nu €2 duurder. hoeveel moet je per maand gaan betalen?

Slide 9 - Open vraag

Formules veranderen
Bijvoorbeeld:
De prijs van het abonnement van Vodafone kun je berekenen met de formule: prijs in € = 25 + 12,50 x aantal maanden

Door een prijsverandering moet je meer gaan betalen.
De prijs per maand gaat met €2 per maand omhoog.

Slide 10 - Tekstslide

OV-kaart
In het OV gebruik je de chipkaart. Je zet hier een bedrag op en per km gaat er een paar cent vanaf.
Voorbeeld:
saldo in € = 45 - 0,07 x aantal km

 

Slide 11 - Tekstslide

OV-kaart
In het OV gebruik je de chipkaart. Je zet hier een bedrag op en per km gaat er een paar cent vanaf.
Voorbeeld:
saldo in € = 45 - 0,07 x aantal km
Je zet € 15 extra op je chipkaart, wat wordt nu de formule?
 

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Opdracht 49 t/m 55 (blz 82 t/m 84)
Belangrijk: kijk bij iedere opdracht goed op het vaste bedrag of het stijg- of daalgetal moet veranderen
Klaar? Kijk de opdrachten na
Hulp? We doen samen opdracht 50 zodat we samen kunnen kijken of het lukt (niet verplicht)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide