1. Ademen wordt geregeld door het
ademhalingscentrum in de hersenstam.
2. Het ademhalingscentrum regelt de in- en uitademing, de ademfrequentie en de ademdiepte. 3. Het ademhalingscentrum stuurt zenuwprikkels naar de ademhalingsspieren en zorgt er dus voor dat het middenrif (diafragma) en de tussenribspieren samentrekken.
4. Het ademhalingscentrum geeft deze prikkels af als het CO2 -gehalte in het bloed stijgt.
5. Een verhoogd CO2-gehalte is de prikkel om te gaan ademen (ademprikkel).
6. Het ademhalingscentrum kan zelf deze stijging niet signaleren, maar krijgt een signaal daarover vanuit receptoren in de bloedvaten.