In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.
De ontwikkeling van de mens begint al direct bij de bevruchting.
Normale zwangerschap duurt tussen de 37 en 42 weken.
Een foetus van 24 weken kan horen, zien en proeven en zelfs al op zeer eenvoudig niveau leren.
De eerste bewegingen die een pasgeborene maakt zijn reflexbewegingen.
De baby wordt geboren met twee opvallende reflexen:
De reflexen verdwijnen na een aantal maanden.
De baby leert zijn spieren te beheersen.
(eerst nekspieren, daarna spieren van lijf, daarna armspieren)
Het leert eerst de grove motoriek beheersen:
kruipen, zitten, lopen, klimmen en klauteren.
Later leert het kind fijne motorische vaardigheden:
Plakken, tekenen, knippen.
Na vijf maanden kan een baby zich omrollen van rug naar buik.
Na ongeveer zeven maanden kan hij los zitten.
Met ongeveer vijftien maanden loopt hij los.
Peuters hebben een ontdekkingsdrang. Niets is meer veilig.
Ieder kind ontwikkelt zich in een eigen tempo.
Een kind van drie jaar dat nog niet loopt heeft een ontwikkelingsachterstand.
Coördinatie betekent letterlijk: afstemming.
Een baby van ongeveer drie maanden oud kan afstemen tussen ogen en handen: de oog- handcoördinatie.
Tegen het eind van het eerste levensjaar gaat het kind gebruik maken van de pincetgreep.
Vlak na de geboorte werken de zintuigen nog niet goed.
De baby ziet dingen vaag en onscherp.
Na twee maanden gaat de baby meer gericht kijken. Hij maakt volgbewegingen.
Direct na de geboorte draait de baby zijn hoofd in de richting van geluid.
Een baby kan nog geen betekenis geven aan het geluid. Wel de stem van zijn moeder kan de baby al vanaf de geboorte herkennen. Ook de geur van moeder.
De tastzin is voor de baby de meest belangrijke zintuig. Direct na de geboorte is de hele huid van de baby gevoelig voor aanraking.
De mond is voor de baby een belangrijk tastzintuig.
Met zijn mond maakt de baby kennis met de wereld.
De baby gebruikt zijn mond ook om te zuigen. De meeste baby's hebben een enorme zuigbehoefte.
Het zuigen met de mond geeft de baby een prettig gevoel.
Het kalmeert en helpt hem prettig te voelen.
Het kind heeft een grote ontdekkingsdrang.
Het moet de wereld leren kennen.
Door het ontdekken van de wereld leert het kind steeds meer woorden.
Een baby kan brabbelen en enkele woorden zeggen. Een driejarige kan al behoorlijk goed praten.
Concreet denken:
Het richt zich alleen op wat aanwezig en tastbaar is.
Magisch denken:
Peuter kan nog geen onderscheid maken tussen wat leeft en niet leeft, tussen werkelijkheid en fantasie.
Animistisch denken:
Peuter denkt aan levensloze dingen.
Bijvoorbeeld: de tafel is stout als de peuter zich hieraan stoot. Of pop moet mee, anders is pop alleen en verdrietig.
Drie kenmerken van het leren van baby en peuter:
Ervaringsleren
het kind leert de dingen door het zelf te doen
Herhalingsleren
Het kind leert dingen door eindeloos te oefenen/ herhalen
Imiterend leren
Het kind leert dingen door mensen na te apen.
Eenkennigheidsperiode:
Rond de zevende maand.
Kind wordt aanhankelijk.
Scheidingsangst:
Kind gaat huilen bij het zien van een vreemde. Kruipt weg bij zijn vader of moeder.
Temperament:
Baby's reageren verschillend op dezelfde omstandigheden.
Bijv. ene baby trapt zijn dekentje de hele tijd weg, en de andere baby ligt rustig te slapen.
Egocentrisme:
Peuter speelt graag in zijn eentje. Hij kan nog niet goed samenspelen en zich verplaatsen in anderen.
Hij snapt nog niet dat een ander andere gevoelens kan hebben over een bepaalde situatie.
Koppigheid:
Peuter wil alles zelg doen. (ikke doen)
Favoriete woord bij peuters is nee.
Dit is de koppigheidsfase, ook wel peuterpubertijd genoemd.