Financiële Zelfredzaamheid Hoofdstuk 4

Hoofdstuk 4
Hypotheken
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4
Hypotheken

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • verschil tussen lineair en annuïtair
  • fiscale inkomens consequenties berekenen  

Slide 3 - Tekstslide

Lineaire hypotheek 
Kenmerk: de aflossing is iedere periode gelijk 

Periodieke aflossing = lening/ aantal perioden 
Te betalen rente = rentepercentage x restschuld begin periode 
Restschuld = lening - vervallen aflossingen

Slide 4 - Tekstslide

Lineaire hypotheek 
Periodieke aflossing = lening/ aantal perioden 
Te betalen rente = rentepercentage x restschuld begin periode 
Restschuld = lening - vervallen aflossingen

Voorbeeld: lineaire hypotheek € 360.000, looptijd 30 jaar, 5% rente per jaar. rente en aflossing worden eens per jaar achteraf voldaan

  • Bereken de jaarlijkse aflossing 
  • Bereken de te betalen rente aan het einde van het 1e jaar 
  • Bereken de restschuld aan het begin van het 5e jaar 
360.000/30 = 12.000
schuld begin 360.000 x 5% = 18.000
schuld begin 5e jaar 360.000 - 4 x 12.000 = 312.000
rente 5% x 312.000 = 15.600

Slide 5 - Tekstslide

Lineaire hypotheek
  • Hoe bereken je het rentebedrag per jaar? 
  •  Hoe bereken je de schuldrest na X jaar?
De rente over het eerste jaar is het rentepercentage x de restschuld aan het begin van het jaar. 

In de tabel lees je in kolom A af dat de restschuld aan het begin van het eerste jaar € 100.000 is. Boven kolom C lees je af dat de rente 6% is. 

De rente over het eerste jaar bereken je dan als volgt: 6% x € 100.000 = € 6.000 


Wat is de schuldrest aan het begin van jaar 3?  Aan het begin van jaar 3 hebben er twee aflossingen plaatsgevonden, de aflossing aan het einde van jaar 1 en de aflossing aan het einde van jaar 2. De schuldrest is dan de hoogte van de oorspronkelijke lening € 100.000 - 2 x € 10.000 = € 80.000

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 4.5
We gaan samen opgave 4.5 maken

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Annuïteitenhypotheek
Kenmerk: de som van de rente en aflossing is iedere periode gelijk. Dit bedrag noemen we de annuïteit. 

De periodieke annuïteit krijg je altijd gegeven

Te betalen rente = rentepercentage x restschuld 
Aflossing = annuïteit - te betalen rente  

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Opgave 4.25
We gaan samen opgave 4.25 maken

Slide 15 - Tekstslide