Les 1 Cursus 1 Meer dan lezen Nieuw Nederlands klas 2 BK Par.1 en 2

Welkom bij Nederlands
Op tafel:
Leesboek en 
laptop. (dicht!)
timer
5:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Op tafel:
Leesboek en 
laptop. (dicht!)
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Voorstellen
Wie ben ik?

Slide 2 - Tekstslide

Regels in de klas:
  • In de klas wordt gewerkt. 
  • In de klas hebben we respect voor elkaar.
  • Er wordt niet gescholden.
  • Je luistert naar elkaar, niet door een ander heen praten.
  • Tijdens de uitleg ben je stil. Vragen na de uitleg. 
  • Tijdens het werken mag je zachtjes overleggen. 
  • Er wordt niet gegeten of gedronken in de klas.
  • Geen kauwgom.
  • Huiswerk schrijf je altijd op in je agenda.
  • 3x waarschuwen is de les verlaten. (Tenzij anders afgesproken)
  • Huiswerk niet af = schrijfopdracht

Slide 3 - Tekstslide

Meenemen naar de les:
  • Je lesboek Nieuw Nederlands.
  • Schrift en pen.
  • Een opgeladen laptop.
  • Agenda.
  • Dit alles netjes in een tas. 

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag:
  • stil lezen
  • praten over je boek
  • instructie
  • zelfstandig werken
  • evaluatie

Slide 5 - Tekstslide

Stil lezen
timer
8:00

Slide 6 - Tekstslide

Vertel...
Praten over je boek. 

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les:
  • heb ik paragraaf 1 gemaakt en weet ik wat in nog lastig vind van het onderdeel lezen en wat ik al wel kan. 
  • de betekenis van onbekende woorden in een tekst ontdekken door woordraadstrategieën te gebruiken.

Slide 8 - Tekstslide

Instructie
In klas 1 zijn jullie bezig geweest met het onderdeel 'lezen'. Hier hebben jullie geleerd dat een tekst een onderwerp heeft en ook deelonderwerpen. Daarnaast weet je waarvoor een tekst bedoeld is (instructie geven, informeren, adviseren, vermaken enz..) Om te weten wat je allemaal nog kent en kunt, krijgen jullie hierover geen uitleg. 

Slide 9 - Tekstslide

Instructie
Als je in een tekst een onbekend woord tegenkomt, kijk dan eerst of je de betekenis uit de tekst kunt halen. Gebruik hiervoor een woordraadstrategie. Je hebt hiervoor de volgende manieren al geleerd: een synoniem, een omschrijving en een voorbeeld zoeken.

Je leert nu twee nieuwe woordraatstrategieën. 

Slide 10 - Tekstslide

Instructie
1. Een tegenstelling zoeken
Je kunt de betekenis van een onbekend woord soms vinden doordat er in de tekst een tegenstelling van dat woord staat. Een tegenstelling is een woord dat precies het tegenovergestelde betekent.
Bijvoorbeeld: boven ↔ onder; hoog ↔ laag; veilig ↔ gevaarlijk; klassiek ↔ modern.

Slide 11 - Tekstslide

Instructie
Zo zoek je een tegenstelling
Let in de tekst op de woorden maar, echter, toch, daarentegen. Aan deze woorden kun je zien dat er een tegenstelling in de tekst staat.
Nieuwe games zijn vaak prijzig, maar in de uitverkoop zijn ze goedkoop.
Het woord prijzig is een tegenstelling van goedkoop. Prijzig betekent dus duur.

Slide 12 - Tekstslide

Instructie
2. Een bekend woorddeel zoeken
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel in dat woord. Deze strategie kun je toepassen bij woorden die zijn samengesteld uit twee of meer woorden, bij woorden met een voorvoegsel en bij woorden met een achtervoegsel.

Slide 13 - Tekstslide

Instructie
Zo zoek je een bekend woorddeel

Kijk welke delen van het woord jij al kent. 
Bijvoorbeeld:
inkoopmedewerker. Je kent het woord inkoop en het woord medewerker. Een inkoopmedewerker is dus iemand in het bedrijf die meehelpt met de inkoop.

Slide 14 - Tekstslide

Instructie
Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat, bijvoorbeeld: on-, her-.
Bijvoorbeeld:
ongezond. Je weet dat on- hetzelfde is als niet of zonder. Ongezond betekent dus niet gezond.
hergebruiken. Je weet dat her- opnieuw betekent. Hergebruiken betekent dus opnieuw gebruiken.

Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat, bijvoorbeeld: -vol, -loos, -rijk.
– naamloos. Je weet dat -loos hetzelfde is als zonder. Naamloos betekent dus dat iets zonder naam is, het heeft geen naam.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Instructie
Heb je paragraaf 1 niet gemaakt, dan ga je dit nu doen. 
Heb je paragraaf 1 al helemaal af? Dan ga je aan het werk met de opdrachten van paragraaf 2 Onbekende woorden. 

Mocht je deze ook af hebben, dan ga je naar de Brug - meestromen - paragraaf 2 Onbekende woorden. 

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken

Slide 18 - Tekstslide

Evaluatie

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide