Week 4 - Totalitaire systemen & WO2

Benodigdheden 
Schrift + pen + Ipad = Winnen 
(zie code op het bord) 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Benodigdheden 
Schrift + pen + Ipad = Winnen 
(zie code op het bord) 

Slide 1 - Tekstslide

1e uur :

1. Herhaling totalitaire systemen / Of zelfstandig aan de opdracht.  

2. Zelfstandig aan de opdracht.  

2e uur :

3. Nakijken  opdracht bij 9.3 



4. Eindopdracht + enquete 




Slide 2 - Tekstslide

Week 2 & 3
2 Je kunt het verloop van de Eerste Wereldoorlog beschrijven aan de hand van de volgende gebeurtenissen en begrippen: de Moord op Franz Ferdinand, Geallieerden en Centralen, Loopgravenoorlog, verdrag van Versailles 

3 Je kunt de opkomst van de drie totalitaire ideologieën verklaren aan de hand van twee oorzaken. (communisme, facisme, nationaal-socialisme)  
3 Je kent de overeenkomsten en de verschillen tussen de drie totalitaire ideologieën.

Slide 3 - Tekstslide

VS sluit zich aan bij geallieerden
moord op Franz Ferdinand
Von Schlieffenplan in werking
Wapenstilstand WOI
Verdrag van Versailles

Slide 4 - Sleepvraag

Oorzaken
Aanleiding
Gevolg
Imperialisme
Eerste Wereldoorlog
Nationalisme
Wapenwedloop
Moord op Franz Ferdinand
Bondgenootschappen

Slide 5 - Sleepvraag

Kies uit
Ik doe mee met de uitleg over totalitaire systemen
Ik werk zelfstandig aan de vragen bij 9.3 (magister)

Slide 6 - Poll

Leerdoel week 3
3 Je kunt de opkomst van de drie totalitaire ideologieën verklaren aan de hand van twee oorzaken. (communisme, facisme, nationaal-socialisme)  & Je kent de overeenkomsten en de verschillen tussen de drie totalitaire ideologieën.

''Een totalitaire regime is een staat die de volledige  samenleving beheerst, bv manier van denken, onderwijs, journalistiek'' 

Slide 7 - Tekstslide

Economische oorzaken opkomst totalitaire systemen

  1. Het vertrouwen in een regering staat of valt met hoe het economisch gaat en/of hoe economische tegenwind aangepakt wordt
  2. De economische crisis in Duitsland (1919-1924) en de wereldcrisis vanaf 1930 zorgen voor massale werkloosheid
  3. Kritiek op de economische aanpak door democratische regering neemt enorm toe...
  4. ...en de roep op een sterke leider groeit

Slide 8 - Tekstslide

Fascisme
Communisme
Nationaal socialisme

Slide 9 - Tekstslide

Totalitaire regimes worden populairder
  • 'Oplossing voor de crisis'
  • Jaren ’20 en ’30 van de 20e E
  • Antwoord op slecht beleid democratische regeringen

  • Niet alleen in Italië of Duitsland (NSDAP), 
  • ook in Engeland (BUF) en Nederland (NSB)

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk: Lezen 9.3
- Leg uit hoe het economische systeem 'communisme' werkten onder Stalin, ga in op: het vijfjarenplan en de toestand van de boeren in Rusland.
- Leg uit wie de Italiaanse fascisten waren, en verklaar welk middel zij gebruikten om aan de macht te komen. 
- Leg uit welke drie overeenkomsten het nationaal-socialisme en het facisme hebben. 
- Leg uit wat het begrip Rassenleer betekent. 

Slide 11 - Tekstslide

Communisme
Rusland van een tsarenrijk in een dictactuur o.l.v. Lenin. Hij voert het communisme in. 

1. Alle bezit is van de staat;
2. 1 leider heeft alle macht;
3. De bevolking wordt onderdrukt met terreur (bangmakerij met geweld);
4. Opvolger Stalin (vanaf 1922) voert ook een planeconomie in (de overheid bepaalt per 5 jaar wat boerderijen en fabrieken moeten produceren)

Slide 12 - Tekstslide

Fascisme
Kenmerken fascisme:
  • Opkomst jaren 20'
  • Extreem-nationalistisch
  • Militaristisch
  • Antidemocratisch
  • Eén leider principe
  • Verheerlijking geweld (bv. knokploegen)
  • Totalitair 
  • Ontstaan in
  • Benito Mussolini 

Slide 13 - Tekstslide

Nationaal-Socialisme


1. Leidersprincipe: een ‘heilig’ geloof in de leider.  
2. Tegen de democratie 
3. Tegen het communisme  
4. Tegen vrouwenemancipatie  
5. Geloof in het recht van de sterkste  
6. Geweldverheerlijking  
7. Militaristisch  
8. Zeer nationalistisch  
9. Antisemitisme (jodenhaat).  

Slide 14 - Tekstslide

Eindopdracht 

Slide 15 - Tekstslide