6.4 De arbeidsmarkt

 De arbeidsmarkt
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 De arbeidsmarkt

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Is arbeid een homogeen of een heterogeen product?
A
Homogeen
B
Heterogeen

Slide 3 - Quizvraag

Arbeidsmarkt
Aanbod van arbeid:
Mensen die op zoek zijn naar werk

Vraag naar arbeid:
Werkgevers die (meer) mensen nodig hebben.

Slide 4 - Tekstslide

Vraagoverschot

Tekort aan personeel:
vraag > aanbod 
Er zijn meer banen dan mensen die willen werken.

Aanbodoverschot

Werkloosheid:
aanbod > vraag
Er zijn niet genoeg banen voor iedereen.

Slide 5 - Tekstslide

Noem een oorzaak van werkloosheid

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

https://www.ondernemenmetpersoneel.nl/orienteren/personeelskosten/minimumloon-7-vragen-en-antwoorden

https://deoverheid.weebly.com/wat-zijn-de-nadelen-van-minimumloon.html

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Hoofdstuk 6
Paragraaf 6.4
Opdrachten: 1 t/m 18 
Bladzijden: 193 t/m 198

Slide 11 - Tekstslide

Is arbeid een homogeen of een heterogeen product?
A
Homogeen
B
Heterogeen

Slide 12 - Quizvraag

De marktvorm die bij arbeidsmarkt hoort is
A
Monopolie
B
Oligopolie
C
Volkomen concurrentie
D
Monopolistische concurrentie

Slide 13 - Quizvraag

Een softwarebedrijf zoekt een grafisch ontwikkelaar. Ze hebben nog geen geschikte persoon kunnen vinden.

Aanbod van of vraag naar arbeid?
A
Aanbod
B
Vraag

Slide 14 - Quizvraag

De werkgelegenheid bestaat uit:
A
Werkende zelfstandigen, werkenden en vacatures
B
Werkende zelfstandigen en werkenden.
C
Werkenden en vacatures.
D
Werkenden.

Slide 15 - Quizvraag

Waar bestaat het totale aanbod van arbeid uit?

A
arbeiders
B
werklozen
C
beroepsbevolking
D
alle werkenden

Slide 16 - Quizvraag

Als je een bijbaan zoekt, vorm jij dan het aanbod van arbeid of de vraag naar arbeid
A
vraag naar arbeid
B
aanbod van arbeid

Slide 17 - Quizvraag

Als er veel aanbod van arbeid is, en weinig vraag naar arbeid. Wat gebeurt er met het loon?
A
uurloon stijgt
B
uurloon daalt

Slide 18 - Quizvraag

Bij werkloosheid is de vraag naar arbeid ...... dan het aanbod van arbeid
A
groter
B
kleiner

Slide 19 - Quizvraag

Als er veel vraag is naar softwareprogrammeurs, en er zijn er weinig, dan is het salaris hoog.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag