23-1

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, t, havo, vwo
• Leerjaar 1,2

Klassenindeling

Deutsch

Eerst even

Was machen wir heute?

Grammatik

Start les

Einde les

Weektaak controleren

Weektaak: 

Open je boek op bladzijde .

Huiswerk niet af? Ik zet het in Magister.

Huiswerk af? 

Start les

Einde les

Grammatik

In het Duits heb je 4 naamvallen.

•  De eerste naamval of nominatief, die het onderwerp of het naamwoordelijk deel van het gezegde uitdrukt;

• De vierde naamval of accusatief, voor de functie van lijdend voorwerp of na bepaalde voorzetsels.

Start les

Grammatik 

Einde les

Grammatik

Om te weten in welke naamval een woord moet, zijn er vaste voorzetsels die bij de vierde naamval horen.

Voorzetsels 4e naamval

• durch
• für
• ohne
• um
• gegen
• bis

Start les

Grammatik 

Einde les

Grammatik

Persoonlijke voornaamwoorden in het Duits:

ich, du, er, sie, es, usw.

Die veranderen in de vierde naamval.

Start les

Grammatik 

Einde les

Grammatik

Start les

Grammatik 

Einde les

Grammatik

1. (Hij) ______ kocht für (haar) ______ eine herrliche Mahlzeit.

2. Peter, hast (jij) ______  ohne (hem) _______ deine Hausaufgaben gemacht?

3. Wann habt (jullie) _______ euch um (hem) _______ gekümmert?

4. (Wij) _______ können das nicht ohne (u) _______ machen.

5. Morgen spielen (wir) _______ Fußball gegen (jullie)_______.

Start les

Grammatik 

Einde les

An die Arbeit

Maak de opdrachten op het papier.

Ben je klaar?

Ga bezig met de weektaak van deze en vorige week.

Kapitel 6, paragrafen A, B en "Übung macht den Meister"

Start les

Grammatik 

Einde les