3VWO K3 wederkerend voornaamwoord

VWO3
wederkerend werkworden en voornaamwoord
REFLEXIVE VERBEN + Pronomen
sich duschen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

VWO3
wederkerend werkworden en voornaamwoord
REFLEXIVE VERBEN + Pronomen
sich duschen

Slide 1 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  1. Reflexivpronomen erklären
  2. Reflexivverben erkennen
  3. Übungen
             


Während der Unterrichtsstunde:

Slide 2 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Unterrichtsziele:
  • Je weet wat een wederkerend voornaamwoord is.
  • Je kent wederkerende werkwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Hoe werkt het:
Wordt gebruikt bij wederkerende werkwoorden.
  • sich waschen (zich wassen)
  • sich kämmen (zich kammen)
  • sich schämen (zich schamen)
  • sich erinnern (zich herinneren)



Reflexivpronomen

Slide 5 - Tekstslide

4e naamval:
als er alleen een wederkerend voornaamwoord voorkomt : 4e naamval (geen lijdend voorwerp dus!)
  • Ik was me. – Ich wasche mich.




Reflexivpronomen

3e naamval
staat er een wederkerend voornaamwoord EN een lijdend voorwerp in de zin?
Dan krijgt het lijdend voorwerp de vierde naamval, het wederkerend voornaamwoord de derde naamval
  • Ik was mijn handen. – Ich wasche mir die Hände.




Slide 6 - Tekstslide

Reflexivpronomen:

4e naamval:
ich ziehe mich an
du ziehst dich an
er/sie zieht sich an
wir ziehen uns an
Ihr zieht euch an
sie/Sie ziehen sich an
3e naamval:
ich ziehe mir die Hose an
du ziehst dir die Hose an
er/sie zieht sich die Hose an
wir ziehen uns die Hose an
Ihr zieht euch die Hose an
sie/Sie ziehen sich die Hose an

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Ik was mij.
A
Ich wasche dir.
B
Ich wasche mich.
C
Ich wasche mir meine Hände.
D
Ich wasche mir.

Slide 9 - Quizvraag

Ik was mijn handen.
A
Ich wasche dich.
B
Ich wasche mich.
C
Ich wasche mir meine Hände.
D
Ich wasche mir.

Slide 10 - Quizvraag

Ich kämme ........ .

2 vormen zijn juist!!!
A
mir
B
mich
C
dich
D
dir

Slide 11 - Quizvraag

Ich kämme ........ die Haare.

2 vormen zijn juist!!!
A
mir
B
mich
C
dich
D
dir

Slide 12 - Quizvraag

Was wünschst du _______ zum Geburtstag?
A
dir
B
dich
C
sich
D
mich

Slide 13 - Quizvraag

Ich wünsche ______ diesen Pullover.
A
mich
B
dich
C
sich
D
mir

Slide 14 - Quizvraag

heute fühle ich ______ wieder besser
A
mich
B
dir
C
sich
D
mir

Slide 15 - Quizvraag

Hans, wasch ______ bitte die Hände vor dem Essen.

Slide 16 - Open vraag

Wie nennt man diese Befehlsform?

Wasch dir bitte die Hände!
A
Präposition
B
Futur
C
Imperativ
D
Subjekt

Slide 17 - Quizvraag

Buch : 3.1. : Auftrag 7

Zeit: 10 Minuten 

Slide 18 - Tekstslide

Tschüs-Ticket!
  • De drie leerdoelen van vandaag.
  • Al gehaald tijdens les?
  • Nee, wat moet je thuis nog doen of ze wel te halen?

Slide 19 - Tekstslide

Je hebt kennis of land en cultuur en kunt hier vragen over beantwoorden.
A
Ja, weiß ich!
B
Nein, noch nicht.
C
Total nicht, ich muss hart arbeiten!

Slide 20 - Quizvraag