In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
H1 grammatica woordsoorten
Zelfstandig naamwoord en lidwoord
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
- Aan het einde van de les ken je het verschil tussen grammatica zinsdelen en grammatica woordsoorten.
- Aan het einde van de les weet je wat een concreet zelfstandig naamwoord, een abstract zelfstandig naamwoord en een eigennaam is en kun je het vinden in een zin.
- Aan het einde van de les weet je wat een bepaald lidwoord en een onbepaald lidwoord is en kun je het vinden in een zin.
Slide 2 - Tekstslide
Grammatica zinsdelen
Een zin kun je verdelen in zinsdelen: groepjes woorden in de zin die bij elkaar horen. Deze zinsdelen hebben een naam, bijvoorbeeld persoonsvorm of onderwerp.
Slide 3 - Tekstslide
Grammatica zinsdelen
Een zin kun je verdelen in zinsdelen: groepjes woorden in de zin die bij elkaar horen. Deze zinsdelen hebben een naam, bijvoorbeeld persoonsvorm of onderwerp.
Slide 4 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten
In een zin bepaal je voor ieder woord tot welke woordsoort het behoort, bijvoorbeeld het zelfstandig naamwoord of lidwoord.
Straks volgt er een sleepvraag. Je ziet straks tien woorden staan die je in twee rijtjes kunt verdelen (twee rijtjes van vijf woorden). Bedenk welke woorden bij elkaar horen én waarom. Je krijgt hier vijf minuten de tijd voor.
Slide 8 - Tekstslide
Rijtje 1
Rijtje 2
Vrede
Telefoon
Sneeuw
Docent
Vriendschap
Succes
Leegte
Woede
Boek
Kaars
Slide 9 - Sleepvraag
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord (znw) is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel: neef, bakker, walrus, lelie. Er zijn twee soorten: concreet zelfstandig naamwoorden en abstract zelfstandig naamwoorden.
Slide 10 - Tekstslide
Concreet zelfstandig naamwoord
Het cnw geeft iets tastbaars aan, iets wat je aan kunt raken: balpen, armband, tafel, vork.
Slide 11 - Tekstslide
Abstract zelfstandig naamwoord
Het azn geeft iets aan: - wat je niet aan kunt raken: vrede, week, twijfel - wat niet bestaat: Zweinstein, elfje
Slide 12 - Tekstslide
Eigennamen
Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord: Rob, Hans Smit, Rijn, Arnhem.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Het plezier
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord
C
eigennaam
Slide 15 - Quizvraag
De taal
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord
C
eigennaam
Slide 16 - Quizvraag
Nederland
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord
C
eigennaam
Slide 17 - Quizvraag
Lidwoord
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord, maar soms staan er tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere woorden. Er zijn twee soorten lidwoorden: een bepaald en een onbepaald lidwoord.
Slide 18 - Tekstslide
Bepaald en onbepaald
De woorden de en het zijn bepaalde lidwoorden. Het woord een is een onbepaald lidwoord.
In het verhaal doodt de ridder eengemene dief.
Slide 19 - Tekstslide
Let op:
Het woord het is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort: - Het waait, het is 5 uur.
Het woord een is geen lidwoord als je het uitspreekt als 1: een van hen is bakker.
Slide 20 - Tekstslide
In welke zin vind je een bepaald lidwoord?
A
Het heeft vorige week heel hard gesneeuwd.
B
De mentor vond het maar koud.
C
Een leerling uit 1Va heeft in de sneeuw gespeeld.
D
Het lesuur Nederlands vliegt voorbij.
Slide 21 - Quizvraag
In welke zin zit geen onbepaald lidwoord?
A
Hij kent een leerling die school erg mist.
B
Ik heb een sneeuwpop gemaakt in de sneeuw.
C
Een van de leerlingen uit 1Va let niet op.
D
Een online les is leuker dan een gewone les.
Slide 22 - Quizvraag
Maak in je huis een foto met daarop een concreet znw en een bepaald lidwoord. Licht je foto in de beschrijving toe.
Slide 23 - Open vraag
Maak in je huis een foto met daarop een ander concreet znw en een ander bepaald lidwoord. Licht je foto in de beschrijving toe.
Slide 24 - Open vraag
Maak in je huis een foto (of selfie) en bedenk daarbij een bijpassend abstract zelfstandig naamwoord. Licht je foto in de beschrijving toe.