Present Simple

Present Simple 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Present Simple 

Slide 1 - Tekstslide

Present Simple
Je gebruikt de Present Simple bij feiten, gewoontes of dingen die regelmatig gebeuren!


Slide 2 - Tekstslide

Present Simple
Woorden die vaak voorkomen bij het gebruik van de Present Simple:
  • always
  • never
  • sometimes
  • often
  • frequently
  • every (day, week, month, year)
  • usually
  • rarely

Slide 3 - Tekstslide

Present Simple
Hoe schrijf je het?

Bij I / you / we / they = het werkwoord (dat vaak tussen haakjes staat)
Bij he / she / it = het werkwoord + S

Slide 4 - Tekstslide

He ... (read) a comic.
A
read
B
reads

Slide 5 - Quizvraag

I ... (drink) tea in the morning.
A
drink
B
drinks

Slide 6 - Quizvraag

It ... (feel) like home.
A
feel
B
feels

Slide 7 - Quizvraag

She ... (call) her uncle.
A
call
B
calls

Slide 8 - Quizvraag

We always ... (cycle) to school.
A
cycle
B
cycles

Slide 9 - Quizvraag

Uitzonderingen Present Simple
Als een werkwoord eindigt op een medeklinker + y, dan krijgt het werkwoord -ies bij he / she / it.
  

Study – studies
Play - plays

Slide 10 - Tekstslide

Uitzonderingen Present Simple
Als een werkwoord eindigt op een ‘s-klank’, dan krijgt het werkwoord –es erachter bij he / she / it.

Watch – watches
Dress - dresses

Slide 11 - Tekstslide

She ... (buy) her shirts online.
A
buy
B
buys
C
buies

Slide 12 - Quizvraag

He ... (try) to be relaxed.
A
try
B
trys
C
tries

Slide 13 - Quizvraag

He ... (watch) soccer every day.
A
watch
B
watches
C
watchs

Slide 14 - Quizvraag

She always ... (dress) herself in pink.
A
dress
B
dresss
C
dresses

Slide 15 - Quizvraag

Practice

Slide 16 - Tekstslide

She ... (eat) noodles every Monday.

Slide 17 - Open vraag

Wichai ... (play) computer every day.

Slide 18 - Open vraag

They ... (speak) English well.

Slide 19 - Open vraag

He ... (watch) television every morning.

Slide 20 - Open vraag

I ... (get) up late.

Slide 21 - Open vraag

We ... (draw) pictures every week.

Slide 22 - Open vraag

The boys ... (swim) in the pool.

Slide 23 - Open vraag

My father ... (drive) a new car.

Slide 24 - Open vraag