B1-K1-W4

Werkpoces: B1-K1-W
Semester: 1/2

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Werkpoces: B1-K1-W
Semester: 1/2

Slide 1 - Tekstslide

Wat is dagbesteding
Het besteden, het opmaken van de dag.

Dus een cliënt heeft een zinvolle daginvulling

Slide 2 - Tekstslide

Participatiewet
Om mensen die het zonder ondersteuning niet redden of een arbeidsbeperking hebben werk te laten vinden. De participatiewet is op 1 januari 2015 ingevoerd. 

Slide 3 - Tekstslide

Aspecten passende begeleiding
  • Begeleidingsbehoefte: Ontwikkelingsmogelijkheden van de cliënt, verzorgingsbehoefte, behoefte aan structuur.
  • Omgeving: Geografische ligging, open of besloten dagopvang.
  • Fysieke ruimte: Mobiliteit, toegankelijkheid en faciliteiten.
  • Groep: Leeftijd, groepskenmerken, gedrag.

Slide 4 - Tekstslide

Vormen van dagbesteding
  • Arbeidstherapie: doet een beroep op de gezonde kant van de cliënt door hem actief deel te laten nemen aan allerlei werkzaamheden.
  • Bezigheidstherapie: leidt de aandacht van de cliënt af van zijn beperkingen en biedt hem een aangenaam tijdverdrijf.
  • Activiteitenbegeleiding: houdt zich ook bezig met gespreksvoering.
  • De emancipatiebeweging: heeft invloed op de dagbesteding. Invulling van dagbesteding is onderdeel van multidisciplinair overleg.
  • Sociale werkvoorziening: voorziet in een passende, beschutte arbeidsplek voor mensen met een arbeidshandicap.
  • Individuele ondersteuning: vraaggericht werken en ambulantisering zijn onderdeel van het werk.



Slide 5 - Tekstslide

Fases van groepsontwikkeling
Dagbesteding wordt vaak in een groepsverband gegeven. Een groep doorloopt op dat moment verschillende fases.



  • Vormfase
  • Stormfase
  • Normfase
  • Succesfase
  • Afscheidsfase

Ga na wat de fases betekenen.

Slide 6 - Tekstslide

Vormen van intake van een dagbesteding
  • Levensloop intake: gevraagd wordt naar jeugd, schoolopleiding, arbeidsverleden
  • Open intakelijst: minder specifiek samengestelde lijst; het verhaal van de cliënt kan er op ingevuld worden
  • Mediagerichte intakelijst: de verschillende afdelingen (dans, muziek, arbeid) hebben hun eigen vragenlijst
  • Experimenteermethode: de cliënt in aanraking brengen met allerlei zintuiglijke prikkels om te kijken wat hij (niet) prettig vindt



Slide 7 - Tekstslide

Gebieden van begeleiding
  • Scholing
  • Werk
  • Vrije tijd
  • Gedrag
  • Zingeving
  • Competentie

Denk na over wat deze woorden betekenen. Koppel een voorbeeld aan.



Slide 8 - Tekstslide

Piramide van Maslow
  • Scholing
  • Werk
  • Vrije tijd
  • Gedrag
  • Zingeving
  • Competentie

Denk na over wat deze woorden betekenen. Koppel een voorbeeld aan.



Slide 9 - Tekstslide

Participatieladder
Opbouw in gradaties van niveau in het meedoen in de samenleving.



Slide 10 - Tekstslide

Vormen van ondersteuning
Vormen van ondersteuning valt onder de maatschappelijke participatie. Voorbeelden daarvan zijn: mantelzorg, vrijwilligerswerk.

Kortom je betekent iets voor een ander, maar vooral de maatschappij. Je neemt deel of doet mee in de maatschappij (samenleving)

Slide 11 - Tekstslide

Structuur
Wat is structuur? De manier waarop iets in elkaar zit.

Waar zorgt structuur voor? Het stimuleren van zelfredzaamheid en (zelf)regie

Slide 12 - Tekstslide

Methodisch handelen
Planmatig en bewust een activiteit kiezen. De stappen van methodisch handelen zijn:
  • Beginsituatie (informatie verzamelen)
  • Doelen (smart formuleren/ondersteuningsvragen)
  • Plan van voorbereiden (activiteitenplan)
  • Plan uitvoeren
  • Evaluatie

Slide 13 - Tekstslide

Informatie
Informatie verzamelen gebeurt indirect en direct.
Indirect: algemene informatie over bv het ziektebeeld van een cliënt of een activiteit
Directe: Persoonsgebonden informatie. Waar denk jij aan?



Slide 14 - Tekstslide

Soorten doelen
  • Hoofddoel: Het belangrijkste wat iemand wilt bereiken
  • Werkdoel: Doel die vanuit concrete activiteit is geformuleerd
  • Agogisch doel: Begeleidingsdoel

Een doel is ALTIJD smart geformuleerd. Een smart-doel is een doel dat helder en concreet geformuleerd



Slide 15 - Tekstslide

SMART staat voor
  • Specifiek
  • Meetbaar
  • Acceptabel
  • Realistisch
  • Tijdsgebonden



Slide 16 - Tekstslide

Ondersteuningsvragen
Als je informatie hebt verzameld ga je aan de slag met de het formuleren van de ondersteuningsvragen op het gebied van dagbesteding.
Wij kennen 2 soorten ondersteuningsvragen:
  • Impliciete vraag: De vraag is vanuit de professionele omgeving geformuleerd. De cliënt is niet in staat om de zorgbehoefte duidelijk te maken.
  • Expliciete vraag: De vraag is vanuit de cliënt of directe omgeving. 



Slide 17 - Tekstslide

De activiteitenplan 
Je activiteitenplan stel je op aan de hand van de 6 W's.
  1. Wie
  2. Wat
  3. Waar
  4. Wanneer
  5. Waarom
  6. Welke/waarmee



Slide 18 - Tekstslide

Waarnemen en observeren
Waarnemen: doe je met alle zintuigen en is zowel bewust als onbewust.

Observeren: gaat over waarneembaar gedrag

Dit doe je terwijl je de cliënt ondersteunt tijdens dagbesteding.

Slide 19 - Tekstslide

Aan het eind
Aan het eind van je activiteitenplan (methodisch handelen) ga je evalueren met cliënt, collega's, professionals en naastbetrokkenen. Evalueren betekent terugblikken op een situatie.

Je evalueert altijd op 2 zaken:
  1. Product: het doel
  2. Proces: het de begeleiding is verlopen

Slide 20 - Tekstslide

Communiceren en conformisme
Communicatie in een groep kent 2 structuren:
In communicatie met anderen (groep) hoort het zogeheten conformisme. Wat doe je dan?
Het zich kunnen aanpassen aan een bepaalde groep met het doel geaccepteerd te worden

Slide 21 - Tekstslide