Het Grote Filosofie Spel

Het Grote Filosofie Spel
HET GROTE FILOSOFIE SPEL
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
HoogbegaafdheidFilosofieBasisschoolGroep 4-8

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Het Grote Filosofie Spel
HET GROTE FILOSOFIE SPEL

Slide 1 - Tekstslide

LESDOELEN
  • Ik weet wat filosofie is.
  • Ik kan goede argumenten bedenken.
  • Ik kan mijn argumenten goed verwoorden.
  • Ik kan argumenten beoordelen.
  • Ik weet wat polarisatie is. 

Slide 2 - Tekstslide

Het woord filosofie komt van het Oudgriekse woord "Philosophia". "Philo" betekent "die houdt van" en "Sophia" betekent "wijsheid". Filosofie is dus houden van of verlangen naar wijsheid.

Slide 3 - Tekstslide

Filosofie is grote vragen stellen aan jezelf en dan over die vraag nadenken. Filosofen bedenken na elke vraag weer een nieuwe vraag. Soms kunnen ze zelfs niet ophouden met vragen aan zichzelf te stellen. Kinderen hebben bij het filosoferen één groot voordeel tegenover volwassenen: omdat ze geen vaste antwoorden hebben op vragen gaan ze zelf op zoek. En precies dat, het zelf nadenken over de dingen, is... filosofie.

Slide 4 - Tekstslide

Bijvoorbeeld de vraag: Waarom is een tennisbal rond? Daar kunnen ze van maken: is de tennisbal eigenlijk wel rond? Een volwassene zal denken: Een tennisbal is rond omdat, als hij ovaal is, niet goed stuitert. Eigenlijk zeggen ze hier dus gewoon wat anderen hun geleerd hebben. Het benaderen van vragen zoals kinderen doen is dus filosoferen.

Slide 5 - Tekstslide

  • Kies 2 spelers m.b.v. het rad.
  • Speler 1 draait het 2e rad en krijgt het ja of nee standpunt.
  • De leerkracht pakt een kaart van de stapel.
  • De leerkracht leest de vraag voor
1
  • De spelers krijgen 1 minuut om een goed argument te bedenken.
  • Daarna krijgen ze 1 minuut om hun argument aan de klas te vertellen
2
  • De klas luistert goed naar de argumenten.
  • Ze schrijven "ja" of "nee" op het wisbordje om aan te geven welke spreker ze het beste argument vonden hebben.
3
  • De speler met de meeste stemmen kleurt een vakje op zijn kaart.
  • Bij gelijk spel mogen de juryleden elkaar proberen te overtuigen. Lukt dat niet, dan mogen beide spelers een vakje kleuren.
4
SPELREGELS
  • Wie een rij vol heeft (horizontaal, verticaal of diagonaal) heeft gewonnen.
5

Slide 6 - Tekstslide

  • Wordt er in gegaan op de vraag?
  • Is het een logisch verhaal?
  • Zit er een persoonlijk voorbeeld in?
  • Raakt het mij?
  • Overtuigt het verhaal, zelfs als ik zelf eigenlijk een ander standpunt zou kiezen?
beoordelingscriteria

Slide 7 - Tekstslide

Iedereen krijgt een jokerkaart. Die kun je 1x in het spel inzetten om een vraag te kapen. Als jij denkt dat je bij een vraag betere argumenten hebt zet je je kaart in voor de jury een kant kiest. Dan kun jij je argument inbrengen en kan de jury ook jou kiezen als winnaar.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video


Wat is de overeenkomst tussen polarisatie en dit spel?

Slide 10 - Open vraag

timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide


Wat heb je geleerd van dit spel?

Slide 12 - Open vraag

Het Grote Filosofie Spel
HET GROTE FILOSOFIE SPEL

Slide 13 - Tekstslide