• Ik weet wanneer een verhaal chronologisch of niet-chronologisch verteld is; (H2)
• Ik weet wat een historische roman is en wat de kenmerken daarvan zijn. (H2)
• Ik wat een open einde is en hoe je zo’n einde kunt herkennen; (H3)
• Ik weet wat een gesloten einde is en hoe je zo’n einde kunt herkennen. (H3)
- Ik herhaal de woorden uit 3.5
- Ik weet hoe mijn interviewverslag eruit moet zien.