H11 Energie par 3

H11 Energie
11.1 Fossiele brandstoffen        
11.2 Zonne-energie                   
11.3 Windenergie
11.4 Waterkracht
11.5 Energie besparen 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H11 Energie
11.1 Fossiele brandstoffen        
11.2 Zonne-energie                   
11.3 Windenergie
11.4 Waterkracht
11.5 Energie besparen 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 11.3
11.3.1 Je kunt voorbeelden geven van hoe bewegingsenergie praktisch wordt gebruikt.
11.3.2 Je kunt berekeningen uitvoeren met bewegingsenergie, massa en snelheid.
11.3.3 Je kunt benoemen welke energie-omzetting plaatsvindt in een windturbine.
11.3.4 Je kunt een eenvoudige manier beschrijven om een wisselspanning op te wekken.
11.3.5 Je kunt uitleggen hoe de wisselspanning van een fietsdynamo ontstaat.
11.3.6 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met het piekvermogen van een windturbine.

Slide 2 - Tekstslide

Bewegingsenergie
Alles dat beweegt heeft energie.

Slide 3 - Tekstslide

Bewegingsenergie
Een voorwerp wat beweegt
heeft bewegingsenergie.
ook wel Kinetische energie


Slide 4 - Tekstslide

Bewegingsenergie
1. Hoe groter de snelheid, hoe groter de bewegingsenergie

2. Hoe groter de massa, hoe groter de bewegingsenergie

Slide 5 - Tekstslide

Bewegingsenergie

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 
Een boer slaat een paal de grond in voor een omheining (afbeelding 2). De kop van de paalhamer heeft een massa van 4,6 kg. De kop raakt de paal met een snelheid van 5,0 m/s.
Bereken de bewegingsenergie van de kop van de hamer op het moment dat hij de paal raakt.



Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 
Een boer slaat een paal de grond in voor een omheining (afbeelding 2). De kop van de paalhamer heeft een massa van 4,6 kg. De kop raakt de paal met een snelheid van 5,0 m/s.
Bereken de bewegingsenergie van de kop van de hamer op het moment dat hij de paal raakt.

1) m = 4,6 kg v = 5,0 m/s
2) Ek = ? J
3) Ek = 0,5 ∙ m ∙ v2
4) Ek = 0,5 x 4,6 × 5,02 = 2,3 × 25 = 57,5 J
5) Ek = 57,5 J



Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeldopdracht 2

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Energiecentrale
Fossiele brandstof

Slide 13 - Tekstslide

Omvormer
Wat doet een omvormer

  • Haalt zoveel mogelijk energie uit de zonnepanelen
  • Zet het om in wisselstroom 230V 50 Hz 

Slide 14 - Tekstslide

Maximaal vermogen windturbine

Slide 15 - Tekstslide

Dynamo 
  • 1 omwenteling van de dynamo 
  • magneetveld richting verandert 2x
  • = dus 1 periode van de spanning-tijd grafiek

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video