28 01 2022 Gramm. Voegwoorden en woordsoorten

TG2D
Welkom
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

TG2D
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel deze week
Aan het eind van deze week ken je de begrippen Personage, Perspectief,  Tijd, Ruimte, Spanning en Thema en kun je deze begrippen toepassen op het boek Zes Seconden.
Verder leer je over het onderscheid tussen hoofd- en bijzinnen met bijbehorende voegwoorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Programma vandaag

  • uitleg hoofd- en bijzinnen met bijbehorende voegwoorden.
  • Literaire begrippen Thema en Spanning





    Slide 3 - Tekstslide

    Huiswerkcontrole
    t/m 78  lezen, aantekeningen maken
    gramm. zinsdelen Hst 4, opdr. 1, 2 en 3

    Slide 4 - Tekstslide

    Literaire begrippen

    Slide 5 - Tekstslide

    Vertelde tijd en verteltijd  
    • vertelde tijd: tijd die in het verhaal beschreven wordt. Bijvoorbeeld een heel leven of een maand uit iemands leven
    • verteltijd: tijd die je nodig hebt om het verhaal te lezen. Uitgedrukt in blz/woorden.

    Slide 6 - Tekstslide

    Hoe ontstaat Spanning ?
    • open plekken / informatie-achterstand van lezer
    • informatievoorsprong van lezer t.o.v. personage
    • dwaalsporen 
    • vanuit tijd: vertraging 

    • vanuit ruimte: bijv. donker bos

    Slide 7 - Tekstslide

    Thema
    • dat waar het verhaal écht over gaat, los van gebeurtenissen en personages
    • dat waar de schrijver je over wil laten nadenken
    • Bijv.: Jeugd, seksualiteit, eenzaamheid, relatie tussen vader en zoon, belang van familierelaties, ...
    • Wat zou het thema van Zes seconden kunnen zijn? 

    Slide 8 - Tekstslide

    Kijkwijzer
    Wat zou het thema van dit filmpje kunnen zijn?

    Slide 9 - Tekstslide

    Slide 10 - Video

    Kenmerken van een hoofdzin
    • onderwerp en pv staan naast elkaar
    • geen woord tussen het ow en de pv:
    • "Ik sport altijd op zaterdag."
    • "Op zaterdag sport ik altijd."
    • ***Altijd sport op zaterdag ik"

    Slide 11 - Tekstslide

    Welke vragen heb je nog over de literaire begrippen? 

    Slide 12 - Tekstslide

    Kenmerken van een bijzin
    • tussen het onderwerp en pv kunnen andere woorden staan
    • pv staat vaak achteraan
    • Toen ik klein was, ...
    • Als ik chocola eet,...
    • zin is niet "zelfstandig": je voelt dat er informatie ontbreekt en de zin niet 'af' is: 

    Slide 13 - Tekstslide

    Wat is de hoofdzin

    • Hoewel ik elke week fanatiek sport, word ik nog steeds niet naar de Olympische Spelen gestuurd.
    • Hoewel ik elke week fanatiek sport, word ik nog steeds niet naar de Olympische Spelen gestuurd.






    Slide 14 - Tekstslide

    Wat is de bijzin

    • Omdat ik vaak te laat kom, maakt mijn moeder me nu vaak wakker.
    • Omdat ik vaak te laat kom, maakt mijn moeder me nu vaak wakker.





    Slide 15 - Tekstslide

    Hoe zat het ook al weer met .... hoofd- en bijzinnen? 

    Slide 16 - Tekstslide

    Voegwoorden

    Slide 17 - Tekstslide

    Wie weet wat een 
    voegwoord is....?

    Slide 18 - Tekstslide

    Hoe plak je hoofdzinnen aan elkaar?  
    •  met voegwoorden dus, en, of, maar, want
    • Ik loop naar de bakker. Ik koop vier broden.
    • Ik loop naar de bakker EN koop vier broden
    • Ik heb het koud. Ik ga naar buiten. Ik vind het leuk.
    • Ik heb het koud, MAAR ik ga naar buiten EN ik vind dat leuk.

    Slide 19 - Tekstslide

    Hoe plak je een bijzin aan een hoofdzin?  
    • met voegwoorden zoals dat, hoewel, omdat, zodat, toen, als,  mits, terwijl,...
    • Het regent verschrikkelijk hard. Ik ga een rondje lopen.
    • ...
    • Hoewel het verschrikkelijk hard regent, ga ik ...
    • Het regent verschrikkelijk hard en toch ga ik...

    Slide 20 - Tekstslide

    Twee begrippen: 
    Nevenschikkend en Onderschikkend
    • nevenschikkend: op hetzelfde niveau, dus twee hoofdzinnen noem je nevenschikkend. Ook twee bijzinnen zijn nevenschikkend aan elkaar.
    • onderschikkend: op verschillend niveau. Een bijzin is ondergeschikt aan een hoofdzin. 

    Slide 21 - Tekstslide

    nevenschikkend vw

    Ik kwam te laat(hz), maar dat was niet erg (hz). 

    Harry Potter speelt zwerkbal (hz) dus Ron gaat kijken (hz). 

    onderschikkend vw

    Hoewel ik te laat kwam (bz), was dat niet erg (hz). 

    Harry zag een Dementor (hz) toen Perkamentus plotseling aankwam (bz). 

    Slide 22 - Tekstslide

    "Zodra ik thuis kom, springt mijn hond blij op en rent naar me toe." 
     
    1. Wijs de hoofdzin(nen) aan
    2. Wijs  de bijzin(nen) aan
    3. Wijs voegwoord(en) aan: onderschikkend of nevenschikkend? 

    Slide 23 - Tekstslide

    Voegwoorden horen bij Woordsoorten
    lidwoord - zelfstandig naamwoord - 
    bijvoeglijk naamwoord - persoonlijk voornaamwoord - bezittelijk voornaamwoord - werkwoord -
    voegwoord

    Slide 24 - Tekstslide

    Gramm. zinsdelen: je kijkt bv. naar "wie de baas is" in de zin = het onderwerp
    • pv
    • onderwerp
    • wg
    • lijdend voorwerp
    • meew. voorwerp
    • bijw. bepaling
    Gram. woordsoorten: je geeft elk los woord "een naam"
    • lidwoord
    • zelfst. nw
    • bijv. nw / stoff bn
    • pers. vn
    • bezitt. vnw
    • voegwoord

    Slide 25 - Tekstslide

    Bepaal alle woordsoorten: "Hij ziet mijn mooie auto, terwijl hij telefoneert."

    Slide 26 - Open vraag

    Welke vragen heb je nog over samengestelde zinnen of voegwoorden? 




    Nieuw Ned. Online, opdracht 1 t/m 2 van Hst 4, grammatica woordsoorten

    Slide 27 - Tekstslide

    Welke vragen heb je nog over samengestelde zinnen? 
    t/m 78  lezen, aantekeningen maken
    gramm. zinsdelen Hst 4, opdr. 1, 2 en 3

    Slide 28 - Tekstslide

    Slide 29 - Link