Gebruik van bronnen

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Na deze les/opdracht weet je wat een bron is en kun je deze analyseren op betrouwbaarheid, bruikbaarheid en standplaatsgebondenheid.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al over bronnen en het gebruik ervan bij geschiedenis?
bronnen

Slide 3 - Woordweb

bronmateriaal selecteren
Op het examen krijg je bronnen. Over die bronnen worden verschillende historische vragen gesteld. Je moet echter ook in staat zijn bronmateriaal te selecteren.

Slide 4 - Tekstslide

3 soorten selectie
1. Relevantie of bruikbaarheid
2. betrouwbaarheid
3.representativiteit
voor iedere vorm van selecteren moet je andere vragen stellen om tot een juiste oplossing te komen

Slide 5 - Tekstslide

bruikbaarheid/ relevantie
De centrale vraag hierbij is:

Geeft deze bron informatie die ik kan gebruiken voor het beantwoorden van de vraag?

Een (examen)vraag die wil weten of de bron bruikbaar is meestal zo opgebouwd dat ze je een onderzoeksvraag geven en jij moet aangeven of de informatie uit de bron inderdaad bruikbaar is voor je onderzoeksvraag. Dus geeft de tekst/ beelbron antwoord informatie omtrent de onderzoeksvraag.
Het draait bij bruikbaarheid altijd om de inhoud van de bron!

Slide 6 - Tekstslide

formuleer zoveel mogelijk vragen die je kunt stellen om achter de bruikbaarheid van een vraag te komen!

Slide 7 - Open vraag

1

Slide 8 - Video

00:28
Geschiedenis bestaat uit
A
het verleden
B
saaie dingen
C
verhalen over het verleden

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen het verleden en geschiedenis?
A
helemaal geen verschil
B
verleden verandert, geschiedenis verandert
C
verleden verandert wel, geschiedenis niet
D
verleden verandert niet, geschiedenis wel

Slide 10 - Quizvraag

Geschiedenis is...
A
alleen op basis van geschreven bronnen
B
bedacht door iemand
C
een constructie van het verleden op basis van bronnen
D
zoals het is en verandert nooit

Slide 11 - Quizvraag

Betrouwbaarheid
De centrale vraag hier is:
Kunnen de gegevens feitelijk waar  zijn?
Bij betrouwbaarheid kijk je vooral naar de oorsprong van de bron.
Is de bron gepubliceerd? Zo ja wist de maker dit van te voren en wat is de politieke kleur van de krant/ tijdschrift etc?

Slide 12 - Tekstslide

formuleer zoveel mogelijk vragen om achter de betrouwbaarheid van een bron te komen.

Slide 13 - Open vraag

representativiteit
centrale vraag:
Is de mening van de maker van de bron/ inhoud van de bron typerend voor de periode waarin het zich afspeelt of voor bepaalde groepen mensen?
Bij representativiteit maak je een vergelijking .
Het draait bij representativiteit over de mening/ houding van mensen. Hierbij kijk je naar de inhoud van de bron maar ook naar de standplaatsgebondenheid van de maker.

Slide 14 - Tekstslide

formuleer vragen die je nodig hebt om achter de representativiteit van een bron te komen

Slide 15 - Open vraag

bruikbaarheid of betrouwbaarheid?
Soms gebruiken examenmakers de woorden bruikbaarheid als ze eigenlijk betrouwbaarheid bedoelen of andersom. Soms is het lastig deze te onderscheiden.
Zoals in de volgende oefening.
(zie bijlage oefening 4)

Slide 16 - Tekstslide


Eerst gezamenlijk oefenen...
Op de volgende slide staat een afbeelding. Voor het werken met bronnen is het belangrijk eerst goed te kijken naar de bron. Ga naar de volgende slide en beantwoordt de vraag aldaar.
Om achter de betekenis van een bron te komen, is het van belang vragen te stellen. Door goede vragen kan een bron veranderen in bewijs.

Slide 17 - Tekstslide

stap 1: afkomst
probeer de volgende vragen te beantwoorden over de bron:
- wie heeft deze bron gemaakt / wie zou het kunnen hebben gemaakt?
- wat voor soort bron is dit?
- hoe werd deze bron gemaakt?
- waar en wanneer werd deze bron gemaakt?
de afbeelding
Bekijk de afbeelding hier.

Slide 18 - Open vraag

Bekijk de afbeelding goed en schrijf op wat je allemaal ziet. Doe dit zo objectief mogelijk, ga dus niet uitleggen wat je ziet. Klik op de afbeelding:

Slide 19 - Open vraag

geschiedenis schrijven
probeer nu het verhaal bij de afbeelding te schrijven. In een verhaal ga jij interpreteren (= je gaat opschrijven wat jij denkt dat er gebeurd is.)

Slide 20 - Open vraag

nu 2x zelf
Op de volgende dia's vinden jullie eerst een afbeelding en daarna een tekst. 
Analyseer beide bronnen op dezelfde wijze die we net geoefend hebben. Schrijf jullie bevindingen op.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

nu met een tekstbron
Op 17 oktober 1565 schrijft Filips II vanuit zijn buitenverblijf in de buurt van het
Spaanse Segovia aan zijn halfzuster Margaretha van Parma, landvoogdes in de
Nederlanden:

Mevrouw mijn geliefde zuster,
Ik beantwoord uw brief van 22 juli waarin u me vertelde, (…) hoe u bent begonnen de instructies ten uitvoer te brengen die de prins van Gavere1) heeft overgebracht, en dat u probeert de religieuze problemen op te lossen. (…) Wat betreft de onvrede die u hebt bemerkt over sommige dingen die ik volgens de prins van Gavere aan hem heb verteld en die niet lijken te kloppen met mijn brieven uit Valladolid (van 13 mei 1565), (…) zie ik niet dat ik in die brieven iets anders heb geschreven dan wat ik de prins van Gavere heb gezegd. Want met betrekking tot de inquisitie, is het mijn bedoeling dat die door de inquisiteurs ten uitvoer wordt gebracht zoals zij dat tot nu hebben gedaan en zoals zij behoren te doen volgens het goddelijk en het menselijk recht. (…) Als iemand bang is voor ordeverstoringen: er is geen reden te geloven dat die eerder zullen optreden of omvangrijker zullen zijn wanneer men de inquisiteurs toestaat hun plichten te vervullen en hen daarbij ondersteunt. U kent het belang hiervan en ik beveel u dringend in deze kwestie alles te doen wat noodzakelijk is en niet in te stemmen met een ander beleid.

noot 1 De prins van Gavere is beter bekend als Lamoraal graaf van Egmont. In het begin van 1565 verblijft hij enkele maanden aan het hof van Filips II in Spanje als afgevaardigde van de Nederlandse edelen.

Op 17 oktober 1565 schrijft Filips II vanuit zijn buitenverblijf in de buurt van het
Spaanse Segovia aan zijn halfzuster Margaretha van Parma, landvoogdes in de Nederlanden: 

Mevrouw mijn geliefde zuster,
Ik beantwoord uw brief van 22 juli waarin u me vertelde, (…) hoe u bent begonnen de instructies ten uitvoer te brengen die de prins van Gavere1) heeft overgebracht, en dat u probeert de religieuze problemen op te lossen. (…) Wat betreft de onvrede die u hebt bemerkt over sommige dingen die ik volgens de prins van Gavere aan hem heb verteld en die niet lijken te kloppen met mijn brieven uit Valladolid (van 13 mei 1565), (…) zie ik niet dat ik in die brieven iets anders heb geschreven dan wat ik de prins van Gavere heb gezegd. Want met betrekking tot de inquisitie, is het mijn bedoeling dat die door de inquisiteurs ten uitvoer wordt gebracht zoals zij dat tot nu hebben gedaan en zoals zij behoren te doen volgens het goddelijk en het menselijk recht. (…) Als iemand bang is voor ordeverstoringen: er is geen reden te geloven dat die eerder zullen optreden of omvangrijker zullen zijn wanneer men de inquisiteurs toestaat hun plichten te vervullen en hen daarbij ondersteunt. U kent het belang hiervan en ik beveel u dringend in deze kwestie alles te doen wat noodzakelijk is en niet in te stemmen met een ander beleid.


noot 1 De prins van Gavere is beter bekend als Lamoraal graaf van Egmont. In het begin van 1565 verblijft hij enkele maanden aan het hof van Filips II in Spanje als afgevaardigde van de Nederlandse edelen.

Slide 23 - Tekstslide

Tenslotte
Een bron alleen is nooit voldoende bewijs, je moet deze altijd controleren met een tweede (primaire of secundaire) bron. 

Slide 24 - Tekstslide

Ik begrijp nu beter wat bronnen zijn.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Ik ben nu beter voorbereid op vragen met bronnen
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag