Les 4: Grieken buiten Griekenland, Alexander de Grote (paragraaf 3.4)

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide


Wel op tafel:
Map
Pen
Feniksboeken
Laptop (dicht)

Welkom bij de Geschiedenisles ZV1!
Niet op tafel:
Telefoon of Zakkie
Tas

Warming-up: Schrijf de antwoorden in je schrift:
1. Leg het verschil tussen een reliëf en een standbeeld uit.
2. Leg in je eigen woorden uit wat een cultuur is.
3. Leg uit wat filosofen doen.
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord weg?
A
Reliëf
B
Standbeeld
C
Schilderij
D
Foto

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord weg?
A
Cultuur
B
Politiek
C
Polis
D
Economie

Slide 4 - Quizvraag

Programma deze les:
1. Warming-Up
2. Lesdoelen
3. Korte uitleg/Lesson-up: Grieken buiten Griekenland
4. Lezen strips en beantwoorden vragen





Slide 5 - Tekstslide

Hoofddoelen






Kun je de begrippen ambachtslieden, farao, ambtenaren, sociale verschillen, hiërarchie en hiërogliefenschrift uitleggen. (R)


Je kunt uitleggen dat Egypte rond 3000 werd verenigd door een farao. (R)
Je kunt uitleggen hoe het hiërogliefenschrift hielp bij het besturen van een staat. (T2)

Je kunt uitleggen waarom er rituelen waren bij het maken van mummies. (T1)
Je kunt uitleggen waarom alleen de aller rijksten zich een mummificatie konden veroorloven, en dat daarom mummies iets zeggen over sociale verschillen in Egypte. (T2)
Je kunt verklaren wat de sociale, politieke en economische veranderingen met de gemeenschappen deed. (T2)




















Subdoelen/checklist
Hoofddoel
Je kunt uitleggen hoe de Griekse cultuur werd verspreid buiten Griekenland
1. Je kunt uitleggen dat de veroveringen van Alexander de Grote de Griekse taal en cultuur hebben verspreid over Egypte en een groot gedeelte van Azië (T1)

2. Je kunt uitleggen dat de bevolking in Egypte en Azië niet Grieks is geworden, en hoe zo'n samenleving dan werkt (T2)

3. Je kunt de volgende begrippen uitleggen: Hellenisme, Hellas, Klassiek (R)

Slide 6 - Tekstslide

Alexander de Grote

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Het Hellenisme
 "Verspreiding van (delen van) de Griekse cultuur door de veroveringen van Alexander de Grote en het overnemen van de Griekse cultuur door andere volken" Hellas (= Griekenland)
Bouwkunst / taal / geloof

  • Stichten van nieuwe steden. Veel soldaten bleven in het veroverde gebied achter. Ook andere Grieken trokken naar deze gebieden. Hielden vast aan hun eigen taal en cultuur!
  • Twee aparte werelden: de Griekse bovenlaag en de oorspronkelijke bevolking.
  • Grieks wordt de belangrijkste taal (vergelijkbaar met Engels vandaag)

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht Alexander de Grote
Werk in tweetallen. Eén van jullie leest de strip van Ron Schuijt en de andere leest de strip van Margreet de Heer.

Vervolgens beantwoorden jullie samen de kennis- en discussievragen!
Alexander de Grote: Kennisvragen
  1. Waar is Alexander geboren?
  2. Wie waren zijn ouders?
  3. Wat is het Perzische woord voor 'Koning der Koningen'? Wie werd zo aangesproken?
  4. Hoeveel vrouwen had Alexander?
  5. Wat/wie zijn de Diadochen?
  6. Waarom werd Alexander 'de Grote' genoemd? Als je zelf een bijnaam voor hem zou kunnen verzinnen, wat zou die dan zijn?
Alexander de Grote: Discussievragen
  1. De tekenaar stelt de vraag of Alexander echt dacht dat hij een afstammeling van de god Zeus was, of dat hij dat zei om indruk te maken op zijn onderdanen. Wat denken jullie?
  2. Alexander zei van zichzelf dat hij afstamde van de goden. Kun je moderne heersers bedenken die iets dergelijks over zichzelf zeggen?
  3. Alexander leefde lang geleden en alle informatie de we over hem hebben, is tot ons gekomen door de gekleure lens van verschillende geschiedsschrijvers. Daardoor zijn bepaalde verhalen over hem overdreven, andere juist weer weggelaten. Als je kijkt naar de strips, wat zijn dan de dingen over Alexander waarvan jij denk dat die toch wel echt waar moeten zijn? En welke dingen zou je met een korreltje zout moeten nemen? Waarom?
Klaar?
Klaar? Maak opdrachten 1 t/m 6 en 9 t/m 11 (werkboek blz. 65-69)

Slide 12 - Tekstslide