GL 2VWO toets voca en PC eerste jaar

toets woordjes eerste jaar
bonne chance
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

toets woordjes eerste jaar
bonne chance

Slide 1 - Tekstslide

je suis une fille géniale
A
jij bent een geweldig meisje
B
zij is een geweldig meisje
C
ik ben een geweldig meisje
D
ik spreek een geweldig meisje

Slide 2 - Quizvraag


serveur: de rien, au revoir
A
ober: graag gedaan, tot ziens
B
ober: graag gedaan, ooievaar
C
ober: bedankt,smakelijk eten
D
ober: graag gedaan, goedendag

Slide 3 - Quizvraag

Kleren koop je in de winkel
A
On achète des vêtements au magasin
B
On vend des vêtements au magasin
C
On parle des vêtements à la boulangerie
D
On cherche des vêtements au supermarché

Slide 4 - Quizvraag

il a dit quelque chose bizarre
A
hij heeft iets doms gezegd
B
hij heeft iets grappigs gezegd
C
hij zegt iets vreemds
D
hij heeft iets vreemds gezegd

Slide 5 - Quizvraag

mon ami a un rendez-vous à la plage
A
mijn vriendin heeft een afspraak op het plein
B
mijn vriend heeft een date op het strand
C
mijn vriendin heeft een afspraak op het strand
D
mijn vriend heeft een afspraak op het strand

Slide 6 - Quizvraag

Wat is dat, een mobieltje?
A
C'est comment, un portable
B
C'est quoi, un portable?
C
C'est qui, un portable?
D
C'est quand, un téléphone?

Slide 7 - Quizvraag

vertaal het woord 'maintenant' in het Nederlands

Slide 8 - Open vraag

vertaal het woord 'nog steeds' in het Frans

Slide 9 - Open vraag

Nous avons perdu le match.
A
Ik heb de wedstrijd verloren
B
Jullie hebben de wedstrijd verloren.
C
Zij hebben de wedstrijd verloren.
D
Wij hebben de wedstrijd verloren.

Slide 10 - Quizvraag

Dat is een dik ding.
A
C'est une chose gros.
B
C'est une fête grosse.
C
C'est une chose grosse.
D
C'est un endroit gros.

Slide 11 - Quizvraag

Samen spelen is leuk.
A
Jouons ensemble, c'est embêtant
B
Jouer ensemble, c'est sympa
C
Jouer ensemble c'est sportif.
D
Jouez seul c'est sympa

Slide 12 - Quizvraag

Zij is van gemiddelde lengte
A
Elle est de taille modeste.
B
Elle est de taille moyenne. Elle est de taille moyenne.
C
Elle a un taille moyenne.
D
Elle a quelle taille.

Slide 13 - Quizvraag

vertaal 'parfois'

Slide 14 - Open vraag

vertaal 'de bril'

Slide 15 - Open vraag

we eten dezelfde maaltijd
A
vous mangez le même repas
B
nous mangeons le même repas
C
nous mangeons un différent repas
D
on mange un facil repas

Slide 16 - Quizvraag

vertaal 'bijna gewonnen'

Slide 17 - Open vraag

vertaal 'il est un peu difficile'

Slide 18 - Open vraag

vertaal 'houdt hij van sport?'

Slide 19 - Open vraag

Ja, behalve van tennis.
A
Oui, sauf le tennis
B
Oui, except le tennis.
C
Oui, pas mal le tennis.
D
Oui, hier le tennis.

Slide 20 - Quizvraag

vertaal 'le dernier jour des vacances'

Slide 21 - Open vraag

vertaal 'la semaine prochaine'

Slide 22 - Open vraag

tu as les cheveux roux
A
ze heeft blond haar
B
je hebt rode paarden
C
je hebt rood haar
D
ze heeft rood haar

Slide 23 - Quizvraag

pourquoi il est seul?
A
waarom is hij een sul?
B
omdat hij een sul is?
C
waarom is hij alleen?
D
omdat hij alleen is?

Slide 24 - Quizvraag

parce qu'il est embêtant
A
omdat hij een beest is
B
omdat hij vervelend is
C
omdat hij vreemd is
D
omdat hij verlegen is

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet jij?
A
Comment tu t'appeles?
B
Comment tu tappelles
C
Comment tu t'appelle?
D
Comment tu t'appelles?

Slide 26 - Quizvraag

hoeveel kost dat?
A
comment ça coute?
B
comment c'est cher?
C
ça coute combien?
D
ça paye combien?

Slide 27 - Quizvraag

Monique essaye de faire du foot.
A
Monique wil voetballen.
B
Monique gaat voetballen.
C
Monique haat voetballen.
D
Monique probeert te voetballen.

Slide 28 - Quizvraag

Elle n'est pas mal, c'est vrai.
A
Ze is niet slecht, dat is waar.
B
Ze is waardeloos, dat is waar.
C
Ze is sportief, dat is ook zo.
D
Ze is goed, dat is waar.

Slide 29 - Quizvraag

Donc, comme presque tout le monde, elle aime le foot.
A
Maar zoals iedereen, is ze dol op voetbal.
B
Daarentegen, zoals bijna iedereen houdt ze niet van voetbal.
C
Dus, zoals iedereen houdt ze van voetbal.
D
Dus, zoals bijna iedereen, houdt ze van voetbal.

Slide 30 - Quizvraag