51-75: Irregular verbs Stepping Stones 7th edition klas 2

Irregular verbs
Irregular verbs 51 - 75

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Irregular verbs
Irregular verbs 51 - 75

Slide 1 - Tekstslide

regelmatige werkwoorden krijgen: -ed 
• I walked to school this morning.
• We cooked dinner for the whole family.
Past simple
(verleden tijd in het Engels)
onregelmatige werkwoorden hebben allemaal een eigen verleden tijd.
give --> Yesterday my dad gave me some money.
see  --> I saw a great film last week.

Slide 2 - Tekstslide

Irregular verbs
go - went - gone

1e rijtje: tegenwoordige tijd (present simple)
2e rijtje: verleden tijd (past simple)
3e rijtje: voltooide tijd (present perfect + have)

Today, I go to school.
Yesterday, I went to school.
I have gone to school.

Slide 3 - Tekstslide

Lets practice

Slide 4 - Tekstslide

leave - ... - left
(verlaten)
A
left
B
leave
C
leaved
D
leaft

Slide 5 - Quizvraag

lie - ...- lain
(liggen)
A
lied
B
lain
C
laid
D
lay

Slide 6 - Quizvraag

... - lost - lost
(verliezen)
A
lose
B
loose
C
lost
D
losen

Slide 7 - Quizvraag

make - ... - made
(maken)
A
make
B
made
C
maked
D
maded

Slide 8 - Quizvraag

mean - meant - ...
(bedoelen)
A
meaned
B
mean
C
meant
D
ment

Slide 9 - Quizvraag

meet
pay
run
make
paid
ran
run
made
met
paid
met
made

Slide 10 - Sleepvraag

quit - quit - ...
(stoppen)
A
quit
B
quitted
C
quote
D
quite

Slide 11 - Quizvraag

read - ... - read
(lezen)
A
readed
B
red
C
reded
D
read

Slide 12 - Quizvraag

ring - ... - rung
((op)bellen)
A
ring
B
ringed
C
rang
D
rung

Slide 13 - Quizvraag

... - said - said
(zeggen)
A
said
B
say
C
sayed
D
sai

Slide 14 - Quizvraag

see - ... - seen
(zien)
A
see
B
seed
C
saw
D
seen

Slide 15 - Quizvraag

sell - sold - ...
(verkopen)
A
sold
B
selled
C
solded
D
sell

Slide 16 - Quizvraag

send - ... - sent
(verzenden/versturen)
A
send
B
sended
C
sent
D
sented

Slide 17 - Quizvraag

run - ... - run
(rennen)
A
run
B
runned
C
ran
D
ranned

Slide 18 - Quizvraag

last one:
shake - ... - shaken
(schudden)
A
shaked
B
shaken
C
shooken
D
shook

Slide 19 - Quizvraag

Irregular verbs
Study irregular verbs 51-75

(See magister -> studiewijzer -> irregular verbs )

Slide 20 - Tekstslide