M3 Formatieve toets lezen en luisteren

Formatieve toets
Je hebt nu twee weektaken gemaakt met lees- en luisteropdrachten. 
Nu gaan we een formatieve toets maken om te kijken wat je al beheerst.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Formatieve toets
Je hebt nu twee weektaken gemaakt met lees- en luisteropdrachten. 
Nu gaan we een formatieve toets maken om te kijken wat je al beheerst.

Slide 1 - Tekstslide

Luisteren
Je gaat luisteren naar een fragment. Daarover krijg je in de volgende dia's vragen. Let op: je kunt niet terug, maar bij elke dia kun je het geluidsfragment opnieuw afspelen

Slide 2 - Tekstslide

Seda zegt over het internaat:
WG in Frankreich
A
het wonen daar was geen probleem
B
het wonen daar was problematisch
C
het was fantastisch
D
niets, ze woonde niet in een internaat

Slide 3 - Quizvraag

In vergelijking met anderen
WG in Frankreich
A
had Seda veel contacten
B
had Seda soms veel soms weinig contacten
C
was Seda eigenlijk helemaal alleen

Slide 4 - Quizvraag

Een WG is een Wohngemeinschaft. Seda woont daar

WG in Frankreich
A
alleen
B
met twee anderen
C
met heel veel anderen
D
met vier anderen

Slide 5 - Quizvraag

Welke bewering over de metro,
de U-bahn, is juist?
A
Die rijdt altijd ondergronds
B
Die rijdt meestal ondergronds
C
Die rijdt altijd bovengronds
D
Die rijdt soms ondergronds

Slide 6 - Quizvraag

Wat zegt Seda over de taal die gesproken wordt in de WG?
WG in Frankreich
A
er worden allerlei talen gesproken
B
er wordt vooral Engels gesproken
C
er wordt alleen Frans gesproken
D
ze spreekt gewoon haar eigen taal

Slide 7 - Quizvraag

Welk negatief effect van een WG noemt Seda?
WG in Frankreich
A
Er wordt alleen maar Frans gesproken
B
Soms is er veel lawaai, dan slaapt ze niet
C
Er wonen alleen maar Fransen
D
Je leert niemand kennen.

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noemt Johanna het weer?
Das Wetter
A
prettig
B
minder prettig
C
erg onprettig
D
fijn

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer begon het te regenen?
Das Wetter
A
Gisterenavond
B
Tegen de morgen
C
Afgelopen nacht
D
Dat wordt niet gezegd

Slide 10 - Quizvraag

Wat zegt Johanna over de zon?
Das Wetter
A
Die was niet te zien
B
Die was af en toe te zien
C
Die was vaak te zien

Slide 11 - Quizvraag

Wat zegt Johanna over de temperatuur?
Das Wetter
A
Het is tien graden
B
Het is vier graden
C
Aan de temperatuur merk je dat het herfst is
D
Niets

Slide 12 - Quizvraag

Het openbaar vervoer in
Berlijn heeft een goed
netwerk.
A
Ja
B
Nee
C
Dat wordt niet gezegd

Slide 13 - Quizvraag

Welk verschil wordt er genoemd
tussen de U-bahn en de S-bahn?
A
De U-bahn neemt meer mensen mee
B
De U-bahn is sneller
C
De S-bahn is sneller

Slide 14 - Quizvraag

Welke bewering over trams is juist.
A
Trams rijden alleen in Oost-Berlijn
B
Trams rijden ook in West-Berlijn
C
Trams rijden soms ondergronds

Slide 15 - Quizvraag

Je ziet dat de app van de BVG ge-
opent wordt (2:20). Wat is het Duitse
woord voor reisplanner in het menu?

Slide 16 - Open vraag


A

Slide 17 - Quizvraag

Leesvaardigheid
Je gaat nu vragen beantwoorden over teksten.

Slide 18 - Tekstslide

Warum bin ich in die Stad gezogen(= gaan wonen)
A
Weil ich gerne lese
B
Weil ich gerne in den Zoo gehe
C
Weil ich studiere
D
Weil da viel zu tun ist

Slide 19 - Quizvraag

Wann gehe ich zu Fuß zur Universität?
A
Wenn die Professoren streng sind
B
Wenn es nicht regnet, stürmt oder schneit
C
Wenn die Vorlesungen früh beginnen
D
Wenn ich Hunger habe

Slide 20 - Quizvraag

Wie ist das Essen in der Mensa (=kantine)?

A
Es ist vegetarisch
B
Es ist sehr gut
C
Es ist billig (goedkoop)
D
Es ist gesund

Slide 21 - Quizvraag

Was ist in der WG verboten?

A
Haustiere
B
Fahrräder
C
Bücher
D
Schuhe

Slide 22 - Quizvraag

Wo möchte ich später arbeiten?

A
In der Mensa
B
Im Zoo
C
Am Bahnhof
D
Im Restaurant

Slide 23 - Quizvraag

Kijk naar het plaatje. Dit hoort bij een tekst. Waarover zou de tekst kunnen gaan?

Slide 24 - Open vraag

Kijk naar het plaatje en de titel. Welk woord gaat over een trein?
A
ICE
B
statt
C
S-Bahn

Slide 25 - Quizvraag

In regel 1 staat: Badesausflug. Zoek in je woordenboek op wat dit betekent. Tip: je splitst dit woord in BADEN en AUSFLUG

Slide 26 - Open vraag

Zoek in je woordenboek op wat een S-Bahn is.

Slide 27 - Open vraag

Hoe laat stapten ze in de trein?
A
Net voor negen uur
B
Om negen uur
C
Net na negen uur

Slide 28 - Quizvraag

Welke actie ondernam de politie in Hannover?
A
Ze lieten een opsporingsbericht uitgaan
B
Ze lieten een bericht omroepen op het station
C
Ze namen contact op met de ouders
D
Ze zetten de jongens in de cel voor zwartrijden

Slide 29 - Quizvraag

Wat zegt de tekst over de
terugreis?
A
Die maakten de jongens alleen
B
De jongens gingen met een taxi terug
C
De ouders haalden de jongens op
D
Een volwassene begeleidde hen terug naar Berlijn.

Slide 30 - Quizvraag

Waarom brachten de jongens
een nacht op het station door?
A
Ze waren weggelopen van huis en hadden geen slaapplaats
B
Ze waren in de verkeerde trein gestapt
C
Ze zijn door de spoorwegpolitie gepakt voor zwartrijden

Slide 31 - Quizvraag

Kijk naar het plaatje.
Wat is een TIGER?

Slide 32 - Open vraag

Welk DUITS woord uit zin 1
is een ander woord voor TIGER?

Slide 33 - Open vraag

Hoeveel tijgersoorten
zijn al uitgestorven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 34 - Quizvraag

In regel 9 staat: seine KNOCHEN.
Zoek in je woordenboek op wat
dit woord betekent.

Slide 35 - Open vraag

Delen van de tijger gebruikt worden
voor het maken van medicijnen.
Citeer de Duits woorden hiervoor.

Slide 36 - Open vraag

Wat doet het WWF om de
Siberische tijger te beschermen?
A
Het WWF zet een speciaal fokprogramma op
B
Het WWF zet jachtopzieners in
C
Het WWF legt natuurreservaten aan

Slide 37 - Quizvraag