IBO 12 deel 4

IBO 12: Ondersteunende dienstverlenende 
werkzaamheden uitvoeren
IBO 12: Ondersteunende, dienstverlenende werkzaamheden uitvoeren
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
DienstverleningMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

IBO 12: Ondersteunende dienstverlenende 
werkzaamheden uitvoeren
IBO 12: Ondersteunende, dienstverlenende werkzaamheden uitvoeren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VANDAAG
  • De vorige les...
  • Vlogs
  • 12: Van deze beroepsopdracht leer ik.....
  • Leskaarten 12.4
  • Activiteit

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je iemand ondersteunt bij het aantrekken van een jas, dan
A
Begin je met de goede arm.
B
Begin je met de minder goede arm.
C
Laat je iemand kiezen hoe je start.
D
Maakt het niet uit hoe je start.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jas aantrekken
Je kunt collega's assisteren bij het aankleden van zorgvragers. Je assisteert bij het aan- en uittrekken van een pyjama of jas bijvoorbeeld. Sommige zorgvragers hebben een goede en minder goede arm, bijvoorbeeld door verlamming. Bij het aankleden van een jas begin je met de 'minder goede' arm. Bij het uitkleden begin je met de 'goede' arm. Maak tijdens het aankleden een praatje. Stimuleer de zorgvrager om zoveel mogelijk zelf te doen. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke vormen van
lichamelijk zorg kun jij ondersteunen?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkprocessen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van beroepsopdracht 12 leer je...
De assistent dienstverlening verleent uiteenlopende diensten op een werklocatie of bij particulieren ter ondersteuning van werken en wonen. De assistent dienstverlening staat klanten/gebruikers van objecten/cliënten en/of gasten te woord, vraagt wat ze willen en verstrekt eenvoudige standaard informatie.
Je richt je op de behoeften en verwachtingen van de cliënt en volgt instructies en procedures op.

Deze beroepsopdracht gaat vooral over de ondersteunende taken die horen bij ondersteunende dienstverlenende taken in woon- en leefomgeving. Dit kan werk zijn bij iemand thuis, maar ook bij een instelling.
Ondersteunde taken kunnen we verdelen in ADL en HDL.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van deze les...
  • Ik verzorg de was volgens de juiste richtlijnen;
  • Ik sorteer de was volgens de juiste richtlijnen;
  • Ik was het textiel op de juiste temperatuur;
  • Ik was het textiel op het juiste programma.

Slide 9 - Tekstslide

Aan het einde van deze les kan ik een ruimte gebruiksklaar maken met mijn collega's volgens een werkopdracht. Dat is het hoofddoel.

Dan zijn er ook nog een paar kleinere doelen..... (oplezen).
HDL: textiel
HDL zijn huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen. Een voorbeeld daarvan is de was doen.
Misschien doe je nu al zelf je was. De kans is hoe dan ook heel groot dat je later zelf ervoor moet zorgen dat je kleren weer schoon in je kast liggen.
Het wassen van textiel zoals kleding, beddengoed en vaatdoeken is een belangrijk onderdeel van HDL.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Textielverzorging
Om de was te kunnen doen is het belangrijk dat je genoeg weet over de verschillende soorten textiel, wasmiddelen en wasprogramma’s. Als je de was niet op een goede manier doet kan het wasgoed hierdoor bijvoorbeeld krimpen of verkleuren.
Bijna elk stuk textiel (stof) heeft een etiket. Op dit etiket staat informatie.
Je kunt lezen waar de stof van is gemaakt. Soms staat er ook het land bij waar de stof vandaan komt.
Ook staat er op hoe je de stof moet behandelen als hij vuil is geworden.
Als het om kleding gaat zie je ook de kledingmaat op het etiket staan.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je weet wat je moet doen bij het krijgen van de opdracht om de was te doen. De was doen begint met het sorteren van het wasgoed.
Je kunt niet zomaar alle was bij elkaar in de wasmachine doen.
Ook kun je niet alle soorten stof op een hoge temperatuur wassen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temperatuur
De temperatuur waarop de stof gewassen mag worden

Op het etiket staat altijd de maximale temperatuur. Je mag de stof dus nooit heter wassen. Kouder wassen mag wel. Lees altijd goed het etiket!
Op een lagere temperatuur wassen is beter voor het milieu. De wasmachine gebruikt minder stroom. Wol, zijde en fijne synthetische stoffen worden altijd op een lage temperatuur gewassen.





Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Witte was en bonte was
Misschien heb je er wel van gehoord:
witte was en bonte was
Bonte was heeft zijn kleuren omdat de stof is geverfd. In de was kan er steeds een klein beetje van de verf loslaten. Daarom is het belangrijk witte en bonte was niet samen te wassen. Let op: vooral rode kleding “geeft vaak af”. Voordat je gaat wassen leg je dus de witte en de bonte apart van elkaar.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma's

Wasmachines kunnen verschillende programma's hebben.
Een programma kan kort of lang duren, veel of weinig water gebruiken en een hoge of lage watertemperatuur hebben.
Voorbeelden van wasprogramma's zijn:
Wit/bont wasprogramma
Kreukherstellend wasprogramma
Wolwasprogramma

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder zie je verschillende symbolen 
waarop de manier staat waarop je het textiel moet wassen. 
Op de afbeelding hiernaast zie je alle symbolen 
die te maken hebben met het wassen van de kleding.

Je kunt op het symbool dus zien:
-of je de textiel kunt wassen
-of je de textiel met de hand of in de
 wasmachine mag wassen
-op welke temperatuur je de textiel mag wassen
-Je ziet ook of textiel bij de “fijne was” hoort.





Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Let op:
Als je ondersteunt bij het wassen van textiel, moet je zorgvuldig te werk gaan. Eén rood truitje bij de witte was kan er al voor zorgen dat de hele was roze wordt. Als je niet zeker weet hoe je een kledingstuk moet wassen, dan vraag je het voor de zekerheid na op stage. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To do:
Maak Paragraaf 12.4
Maak opdrachten 34 tot en met 44
Vul de woordenlijst in

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies