4 havo, les 11, rekenen: molariteit en pH

Rekenen bij de zuren:
1. Molariteit.
    Goed op de eenheid letten:
    a. mol  =  aantal deeltjes
    b. mol L-1 = aantal mol per liter
    c. M = molair, is ook mol per liter van de uitgangsstof!
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Rekenen bij de zuren:
1. Molariteit.
    Goed op de eenheid letten:
    a. mol  =  aantal deeltjes
    b. mol L-1 = aantal mol per liter
    c. M = molair, is ook mol per liter van de uitgangsstof!

Slide 1 - Tekstslide

Formule/berekening:
n = c.V
mol=concentratie  x volume
concentratie in molL-1 

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld I:
Ik heb een oplossing van waterstofchloride in water, zoutzuur.
De sterkte is 2 M.
Wat is de concentratie van  H+ zit er in deze oplossing?
Zoutzuur, HCl opgelost in water, sterkzuur, dus geheel gesplitst.
Molverhouding HCl   :  H+    =  1 : 1
Dus, antwoord, 2 mol L-1

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld II:
Ik heb een oplossing van zwavelzuur in water.
De sterkte is 2 M.
Wat is de concentratie van  H+ zit er in deze oplossing?
Zwavelzuur, sterk, splitst geheel in ionen.
Molverhouding H2SO4   :   H+    =  1 : 2, er komen 2 H ionen per zwavelzuurmolecuul vrij.
Dus, antwoord, 4 mol L-1

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld III:
Ik los 0,1 g FeCl2 op in 500 mL water.
Wat is de concentratie aan Cl ionen?

1e stap:  n=m/M : 0,1 g / 126,75 g mol-1  =  7,8895 mol
2e stap: 2 Cl- ionen per FeCl2 , dus 2 x 7,8895 mol Cl-
2e stap: n = c.V => c = n/V => 2x 7,8895/0,5 =0.03156 mol L-1 
                  (500 mL = 0,5 L)

Slide 5 - Tekstslide

Oefenen.
Oefen zelf veel met de opdrachten uit het boek.

Kom je er niet uit, ik hoor het graag.

Slide 6 - Tekstslide

De zuurgraad.
Zoals je in de lessen al gezien hebt, hangt de zuurte af van de hoeveelheid, de concentratie, H+ in een oplossing.
Dit zijn vaak kleine hoeveelheden die nauweliijksvan elkaar verschillen.
Toch heeft een heel klein verschil in concentratie H+ ionen vaak grote gevolgen.
Vandaag dat men deze kleine verschillen inzichtelijk wilde maken op en meer duidelijke schaal; de pH schaal.

Slide 7 - Tekstslide

Het rekenen aan de pH:
Vandaag dat er de volgende berkening is gekozen:

[H+ ]  = de concentratie aan H+ ionen perl liter.

pH  = -log [H+ ]                                    H+     =  10-pH

Deze berekeningen moet je met je gewone rekenmachine kunnen uitvoeren.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden, sterke zuren:
1. 0,1 molair zoutzuur, 0,1 mol  L-1 dus ook 0,1 mol L-1 H+ .
    pH = -log 0,1 = 1

2. Dezelfde molariteit zwavelzuur geeft dus 0,2 mol L-1 H+
     pH  =  - log 0,2 = 0.7

    De pH is lager, dus de oplossing is zuurder.

Slide 9 - Tekstslide

Omgekeerd:
Wat is de concentratie van H+ ionen in zoutzuur met een pH van 3.

[H+]  = 10-pH     =>  10-3  = 0.001 mol L-1




Slide 10 - Tekstslide

Oefenen:
Oefen en train veel, zorg er voor dat de berekeningen op je rekenmachine vlot verlopen.
kijk in SOM voor de weektaak 
morgen het 6e uur bespreken van de test in instructie

Bij de pH gelden de decimalen als significanten!!

Slide 11 - Tekstslide