3T Economie par. 1.1

3T Economie
- Economie <-----> Bedrijfseconomie
Beide in 3T boek, Profiel keuze
- Schrift ( A4 )
- Rekenmachine
- Chromebook ( opdrachten en antwoorden digitaal beschikbaar )
- Werkschema ( huiswerk en taken )

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3T Economie
- Economie <-----> Bedrijfseconomie
Beide in 3T boek, Profiel keuze
- Schrift ( A4 )
- Rekenmachine
- Chromebook ( opdrachten en antwoorden digitaal beschikbaar )
- Werkschema ( huiswerk en taken )

Slide 1 - Tekstslide

Lessen
LessonUp gebruikt tijdens lessen
Tijdens dit deel van de les, kun je je device gebruiken

Werken aan opdrachten en oefeningen
Telefoon in de telefoontas

Slide 2 - Tekstslide

Aftekenen
Stel een vraag over een moeilijke opdracht of laat een opdracht zien met een duidelijke uitleg en/of berekening

Eerste 12 weken ongeveer
Aftekenen tijdens de laatste 30 minuten van onze 2e les van de week

Laatste 24 weken ongeveer
Tijdens Daltonuren

Slide 3 - Tekstslide

Economie

Slide 4 - Woordweb

Economie
                                               Schaarste
Behoeften <---------------------------------------> Middelen
( onbeperkt )                                                                     ( beperkt )
                                              Keuzes
                                              Prioriteiten stellen  

Schaarste: Er zijn niet genoeg middelen beschikbaar om in ieders behoeften te voorzien
           

Slide 5 - Tekstslide

Economie
De behoefte aan schaarse goederen is altijd groter dan de beschikbare middelen.

Hoe schaarser het goed, hoe hoger de prijs

Slide 6 - Tekstslide

Zet op volgorde mbt de hoogste schaarste
een ticket voor het concert van Lady Gaga in Amsterdam
een kunstwerk van Banksy
Toilet papier
Toilet papier tijdens corona

Slide 7 - Sleepvraag

Economie
Vrije goederen: er zijn geen productiefactoren nodig om het goed te produceren, bijv. zonlicht, regen

Schaarse goederen: productiefactoren zijn nodig om het goed te produceren, bijv. brood, fietsen
Dus schaars is niet hetzelfde als zeldzaam in de economie.

Slide 8 - Tekstslide

Is de lucht die we inademen een vrij goed?

Slide 9 - Open vraag

Economie
Bedrijven hebben productiefactoren nodig om goederen te produceren
Als zij kiezen om de productiefactoren te gebruiken om goed A te maken, kunnen ze product B niet maken.

De productiefactoren zijn:
Arbeid, Kapitaal, Natuur en Ondernemerschap


Slide 10 - Tekstslide

Economie
Zelfvoorziening: Het zelf maken van goederen

Consumeren: het kopen van goederen ( tastbaar ) en diensten
( niet tastbaar ) om in jouw behoeften te voorzien

Slide 11 - Tekstslide

Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap
een hamer
grond
auto monteur
Elon Musk

Slide 12 - Sleepvraag

I: De koelkast in jouw keuken is een consumptiegoed
II: De koelkast in een restaurant is een consumptiegoed
A
I en II zijn juist
B
I is juist, II is onjuist
C
I is onjuist, II is juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Heb je het gevoel dat je een globaal idee hebt waar economie over gaat?
A
Ja
B
Ja, een beetje
C
Nee, niet echt
D
Nee, helemaal niet

Slide 14 - Quizvraag

Hw.
Par. 1.1: opdrachten 4,5,6

Slide 15 - Tekstslide